Het overkomt me niet jaarlijks maar toch zeker ieder ander jaar, zo tussen maart en mei. Voorjaarsschoonmaak. Ik zeg 'overkomt', want ik plan het niet noch ben ik het van plan. Het gebeurt. Ik word ergens door aangejaagd en voor ik het weet zit ik er middenin. Misschien is het een soort oerdrift. Op het moment dat ik weer tot mezelf kom kijk ik geschrokken naar de chaos die ik heb aangericht en weet ik niet meer hoe het verder moet.
Dit jaar was er iets in me dat oplette. 'Kijk nou eens hoe zoiets gaat,' zei het flakkerende waaklampje. Het is daarom dat ik nu de keten van gebeurtenisjes kan reconstrueren, ik hoef alleen de beelden van de bewakingscamera maar terug te spoelen.
Het begon ermee dat ik naar een bundel liederen van Schumann zocht. Opeens walgde ik van de wanorde van al die lukrake stapels in een gammele kast. Ik zou twee staanders kopen voor de mooie donkergelakte Lundia-schappen met glazen deurtjes die ik nog had liggen. Daarvan bouwde ik een mooi slanke kast achter mijn vleugel. De kast die er nu staat, nog uit mijn vaders vroegere studeerkamer, zou dan opzij moeten worden geschoven naar de plek waar nu een stapel niet opgehangen wanddecoratie stond te verstoffen. Wat kon daar eigenlijk van weg? Ik bekeek de kapotte passe-partouts, de vergeelde affiches en de ontlijste litho's. Ik zette alles opzij, haalde stofzuiger, spons en natte dweil en reinigde de ernstig vervuilde plek. Ik plaatste terug wat tot een volgende, rigoureuzere schoonmaak zou moeten wachten.
Dezelfde procedure volgde ik bij de andere helft van mijn 'depot', die verstopt was achter een overwoekerde leunstoel in mijn slaapkamer. Daar moest eerst extra beddengoed voor koude nachten, een slaapzak van nare gladde kunststof, een stapel houten klerenhangers ('knaapjes') en een verstofte pyjama vanaf. Ik reinigde de vrijgekomen zitting. Dan schoof ik de stoel opzij, tilde de sluimerende wanddecoratie uit haar hoek en zoog en poetste dikke koeken van opeengepakt huisstof weg. Ik was nu in een staat van woedende vermetelheid geraakt en wat ik hier aantrof dat geen permanente verblijfsvergunning meer had zette ik zonder pardon op de buitengang: nog vandáág moest het bij het straatvuil.
Niesend en met prikkende ogen bekeek ik het resultaat. Her en der in huis stonden nu vertrouwde platen me aan te kijken, smekend. Mijn woede zakte en een paar kunstwerkjes vond ik bij nader inzien toch het aanzien nog wel waard. Er was werk bij van gerenommeerde kunstenaars: Kees Spermon, Johan Breuker en Jarry Le Bourgeois. Ik kon dat toch niet zomaar wegdoen? Uiteindelijk mocht ook een mooi affiche voor een kooroptreden uit 2007 weer terug op de stapel. Ik deed een oogje toe. Vooruit, nog een jaartje.
Wat heeft deze actie me nu eigenlijk opgeleverd? Er is wat weggegooid, ja. Maar het gros van mijn 'depot' is er nog, geordend en ontstoft, dat wel. De Lundia-kast waar alles mee begon is nog toekomstmuziek. Ik heb geprobeerd wat schilderijen aan de muur te vervangen door andere maar draaide die verandering uiteindelijk ontevreden weer terug. Ontevredenheid, dat was vooral wat ik voelde. Maar toen ik iets anders ging doen en met frisse blik rondkeek, was er toch ook iets van voldoening. Alles is in elk geval door mijn handen gegaan. Ik heb de baas gespeeld over mijn spullen. Misschien had ik strenger moeten zijn, misschien heb ik over me laten lopen. Maar ik hád de regie over huisraad, materiaal en objecten. Een goedmoedige spullenbaas, sommige gespaarde voorwerpen zullen hem 'sullig' noemen. Maar toch: een baas.
Die dag kreeg ik kiespijn en last van mijn holtes. Het stof zal er geen goed aan hebben gedaan. Het is nog niet over en ik schrijf dit in bed. Ik kijk naar de vloer van mijn slaapkamer: grijs vinyl met een houtpatroon. De pers die ik ooit in mijn rijke jaren zomaar op een maandagmiddag voor duizend gulden bij Perez in de Beethovenstraat heb gekocht staat opgerold op de buitengang. Afgekeurd en het werd tijd ook, want hij is aangevreten door de mot, kaal, ziek en rafelig.
Maar... die gladde lege vloer is ongezellig en ik heb behoefte aan comfort in mijn kwakkelige toestand. Ik wil bijna opstaan om naar de buitengang te lopen.
Nee, nu is het zaak door te bijten. Met rechts, want links doet te veel pijn. Als ik die Lundia-staanders ga kopen ga ik ook even langs de Kringloop voor een tapijtje.
Illustratie: 'Die Winterreise' van Kees Spermon (1941-1992)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten