vrijdag 5 mei 2017

Het Zwarte Gat, een takje en een pijp


Je hebt een tijd lang alles op alles gezet, voor één ding. Dan is het ding - wat het ook is, we houden het even abstract - voorbij. Laten we zeggen dat het goed afgelopen is. Wat dan? Hoe geef je je leven weer inhoud?
Sommige mensen zijn er meesters in, die gaan onmiddellijk aan de slag voor een volgend ding, in de verre of nabije toekomst, of pakken opgelucht hun gewone leventje weer op. Anderen proberen juist zolang mogelijk de sfeer van het voorbije ding vast te houden en het moment uit te stellen dat onvermijdelijk moet komen: dat het uit elkaar valt, zijn glans en samenhang verliest, tot stof verdwarrelt - dat het iets van vroeger wordt. Dat ze belanden in het Zwarte Gat, het gevreesde vacuüm dat precies tussen de zuigkracht van alle gebeurtenissen in ligt.
Mijn vader ging de morgen na een spannend concert, waar hij lang naartoe had geleefd, al vroeg met de hond wandelen om de jenever uit zijn hoofd te laten waaien en zat om tien uur alweer achter de piano, vol van het voornemen het in de toekomst beter te doen; over de ouwe koek van gisteren wilde hij het liever niet meer hebben.
Ik heb altijd tot de tweede categorie behoord. Het artiestenbestaan, sex, drugs & rock 'n' roll, u weet wel. Optredens waren triomfen en die triomfen werden kunstmatig nog een tijdje gerekt, de feestroes werd door wodka en wijn op peil gehouden; ik straalde in het licht van mijn roemvolle daden, of praatte de minder roemvolle onvermoeibaar goed; dat deed ik net zo lang, totdat ik uiteindelijk geveld werd door de kater, en in een slome, lusteloze ledigheid terechtkwam. Daarna krabbelde ik langzaam weer op en begon voorbereidingen te treffen voor een nieuwe bergbeklimming.

Dat was vroeger. De laatste jaren heb ik een rustig leven geleid. Ik heb vrijwel geen Zwarte Gaten beleefd, om de doodeenvoudige reden dat ik alles wat ik deed al eens gedaan had. Niet dat het me koud liet, zeker niet, maar ik kreeg er ook geen kick van. Geen grote pieken, geen adrenaline- en alcoholstromen, en dus ook geen katers en Zwarte Gaten.
Maar onlangs heb ik me weer ergens hals over kop ingegooid, met onzekere afloop. Ik vond het spannend om een avondvullende operettevoorstelling te leiden en te dirigeren. Zoiets had ik nog nooit gedaan. En ik merkte dat ik het moeilijk vond om mijn gemoedsrust weer terug te vinden na al die opwinding, zonder het afkicken dat ik vroeger zo bourgondisch deed. Ik bleef nerveus, ook zonder reden: want het werk zat erop en was goed gegaan. Mijn boeken gaven me niet de ontspannende afleiding die ik gewend ben. Ik stond dagen na de laatste voorstelling nog steeds op scherp. In mijn dromen deed ik elk moment van de partituur nog eens over.
Dinsdag wandelde ik lang door het park. Ik zocht mijn favoriete plekken op, tuurde naar het water en naar het ooievaarsnest. Hier in het park leek het weer veel minder grauw en somber. Overal piepten en kirden vogels en het groen was fris en glanzend. Ik wilde een pijp opsteken, maar merkte dat die niet goed trok. Geen gereedschap bij me, dus zocht ik naar een takje dat stevig en scherp genoeg was om in de steel van de pijp te steken. Ik moest er verschillende oprapen voor ik een goed exemplaar vond. Toen mijn pijp na een hoop gepruts eindelijk weer rookklaar was stelde ik vast dat ik een kwartier lang alleen maar dát had gedaan: prutsen met een takje en een niet-trekkende pijp. Dit is het begin van 'landen', dacht ik. Je hebt toch wel iets geleerd van al dat mediteren. Een zenmeester ben je nog lang niet, maar je staat niet meer machteloos tegenover de Pieken en het Zwarte Gat.


(Illustratie: Jan Kusters)

Geen opmerkingen: