Een paar boeken in mijn vaders bibliotheek zijn me dierbaar. Ik heb er vroeger eindeloos in zitten lezen of, nog vroeger, er de plaatjes steeds maar weer van bekeken. Van goden en helden was zo'n boek. Het was nog van zíjn vader geweest. De laatste keer dat ik het zag lag het bijna helemaal uit elkaar, maar de plaatjes kan ik dromen - vooral die van de Germaanse goden, het tweede deel over de Grieks-Romeinse mythologie sprak nooit zo tot mijn verbeelding.
Levenswijsheid met een glimlach van Lin Yutang (eigenlijk The Importance of Living) was een boek dat op mijn vaders nachtkastje lag. Toen ik ooit in het ouderlijk huis logeerde om op de hond te passen sloeg ik het weer eens open. Ditmaal was ik er iets minder weg van - een beetje melig was het wel, ofschoon de lofzang op het roken me nog steeds uit het hart gegrepen was.
En dan natuurlijk, meer dan alle andere boeken, een geval apart eigenlijk, die liederenbundel van Schubert, geïllustreerd door Anton Pieck en in linnen gebonden door mijn vriend Gaston. Met die zielige Leiermann, die op het ijs staat te draaien aan zijn buikorgeltje, terwijl mondaine vrouwen met luxe moffen van hermelijn om hem heen zwieren: mijn vader kon mijn zusje tot tranen brengen door verder te fantaseren over zijn droevig lot. Om dat boek gaan we nog vechten, en als we ooit gebrouilleerd raken, mijn broers, zus en ik, dan is het niet om geld, maar om Anton Pieck, - die ons verder trouwens koud laat, want wij hebben smaak, lezer!
Maar ter zake. Waarom deze inleiding? Ik vertelde twee weken geleden hoe ik, het hoofd vol van gedachten aan mijn pas gestorven vader, langs een boekwinkel liep en daar in de bakken buiten De yogi-wetenschap der ademhaling aantrof. Hoe bizar toevallig dat was. Wel, vandaag heb ik een vervolg te melden.
Want een ander nachtkastjesboek van pa was Vollmond und Zikadenklänge, een fijn boekje met haiku en Japanse houtsneden. Als dichterlijke puber putte ik er heel wat maanlicht uit.
Vandaag was ik in Zaandam om bij mijn zoon iets op te nemen voor onze aanstaande kerst-cd. Het lied van Tosti dat we ook op mijn vaders begrafenis hebben uitgevoerd. Er is vlak bij zijn huis een goed gesorteerde en gezellige kringloopwinkel. Daar wilde ik eerst even langsgaan om een paar fotolijstjes te kopen, een voor mijn vaders bidprentje, en een voor een portret van de hele familie, genomen op zijn negentigste verjaardag. Ik slaagde al snel en liep uit gewoonte nog even langs de boekenkasten. Buiten de kast, los op de plank dus, lag, u raadt het al, Vollmond und Zikadenklänge. Het lag er op me te wachten, leek het.
Op straat ratelde een hagelbui op me neer die me in een mum van tijd doornat maakte. Waarlijk, de pastoor had toch gelijk: God bestaat, en Hij heet Toeval.
6 opmerkingen:
Like !
Duimpje!
Triviaal: Anton Piek en ook de uitgever van het liedboek wisten kennelijk niet wat een 'Leier' is.
'Leier' is in het Duits het algemene woord voor lier (een kleine harp). De Leiermannn, in Schuberts lied, "dreht .. wass er kann".
Ergo: de Leierman speelt op een draailier niet op een buikorgeltje.
Het ligt wel iets ingewikkelder. Oorspronkelijk was de Leiermann de bespeler van een draailier, zeker. Maar het Duitse woordenboek heeft als uitleg: Drehorgelspieler. Ik denk (maar weet natuurlijk niet zeker) dat in Schuberts tijd de Leiermann ('liereman' zoals Lennaert Nijgh altijd schreef in brieven aan mij) eerder een 'organ grinder', een orgeldraaier van een klein buikorgeltje was, dan een bespeler van de oorspronkelijke middeleeuwse draailier.
Maar dan zou men een studie moeten maken van vroege mechanische muziekinstrumenten.
Je hebt gelijk; zelfs het enige (en vrij beknopte) Duitse woordenboek dat ik heb (Prisma Duits-Nederlands), geeft 'draaiorgel' als betekenis van 'Leierkasten'. 'Leiermann' staat er helaas niet in.
Het komt waarschijnlijk door mijn persoonlijke gevoel van wat romantiek is, dat ik het op een draailier hield, in plaats van een draaiorgeltje. Ook omdat zo'n draailier, met zijn bourdonsnaren, een veel melancholieker en archaïscher geluid maakt dan een orgeltje.
Hoe ingeburgerd de draailier nog was in Duitsland in het begin van de 19e eeuw is inderdaad voer voor onderzoek.
Tot jouw troost: veel meer dan een draailier is zo'n orgeltje (als het dat al was) niet geweest. Niet voor niets laat Schubert het hele lied door een bourdontoon begeleiden.
Een reactie posten