dinsdag 5 januari 2016
De Groot en Nijgh: de mythe van een duo
Verhalen worden achteraf gevormd. Als er genoeg tijd verstreken is en er voldoende afstand ontstaan is om te kunnen onderscheiden wat niet ter zake deed en wat de hoofdpunten waren, waaraan de vertelling moet worden opgehangen. Kortom, als, historisch gesproken, het kaf van het koren gescheiden is. Dat is de reden waarom ik biografieën of documentaires over nog levende of kortelings verscheiden personen altijd zo onevenwichtig vind, en onbevredigend. Het eerste gedeelte, over de begintijd, is als een mooi sprookje; maar het einde is rommelig, gaat alle kanten op, en laat vele eindjes open. Toch zou het niet anders kunnen, want als de maker ook het meer recente gedeelte in die sprookjesvorm zou gieten, zou hij terecht beschuldigd worden van fictionalisering. De werkelijkheid is nu eenmaal chaotisch en vol zinloze details. De zinloze details van het verleden zijn vergeten, en wie zou ze op willen rakelen om een overzichtelijke vertelling chaotisch te maken? Maar storende zaken die iedereen nog kan verifiëren opzettelijk weg te laten om tot een mooi verhaal te komen, dat behoort tot de wereld van de romancier, en is niet de taak van biograaf of documentairemaker.
Aan deze dingen moest ik denken (niet in dezelfde omslachtige woorden, maar vaag, intuïtief) toen ik met kerstmis de film over Boudewijn de Groot zag. Mooie film, en een van de mooiste momenten was - voor deze kijker - het volgende: we hadden gezien hoe Boudewijn en Lennaert Nijgh als creatief duo tot grote bloei kwamen. En dan gaat Boudewijn zijn eigen weg, hij vertrekt naar een hippiekolonie in het achterland en maakt die vreemde plaat, een hoorspel eigenlijk, Nacht en Ontij. Bij de presentatie daarvan zien we de geest van de tijd in levende lijve aanwezig: alle hippies zijn geschminkt en voeren een bizarre pantomime op. Maar Lennaert is te 'square' voor al die onzin en haakt af. De camera zoomt in en we zien zijn gezicht, bleek tussen al die vrolijke vogels. De toeschouwer, die niet begrijpt. Op het moment dat de camera zijn raadselachtige gezichtsuitdrukking naar voren heeft gehaald zwijgt de geluidsband. Een dramatisch moment, dat niet naliet me even aan te pakken. Nijgh had afgedaan! Hij was aan de kant gezet, hij spoorde niet meer met de tijdgeest. Een tijdperk was voorbij!
Goed, er gebeurt van alles in het leven van de Groot, ups en downs, de richting raakt zoek, en uiteindelijk wordt hij met Nijgh herenigd. Nijgh, die een nog veel rommeliger leven heeft geleid in de tussentijd. Ze maken weer liedjes samen, maar zoals vroeger wordt het nooit meer. Het is op en af met het duo. Een nieuwe herfst uit 1996, waarin voor het eerst in ruim twintig jaar weer sprake is van échte samenwerking, voelt als een late, rijpe reünie. Maar als Lennaert in 2002 sterft heeft die plaat nog steeds geen vervolg gehad.
Maar nu komt het: die zogenaamde rommelige natijd heeft zich over een zeer lange periode uitgestrekt. Die legendarische bloeiperiode duurde misschien twee, drie jaar. Ik vraag me dan af: was die werkelijk zo sprookjesachtig bevredigend als verhaal, klopte het echt allemaal zo mooi, of is het onze blik die het verre verleden zo ziet? Ook in de jaren van Voor de overlevenden leidden De Groot en Nijgh héél verschillende levens. En dat dramatische moment, waarop Nijgh bleekjes aan de kant staat, werd misschien gevolgd door een heel gezellige ontmoeting tussen de twee de volgende dag, wie zal het zeggen? De waarheid is, ben ik bang, dat het gehele leven lijkt op die 'natijd' van de documentaire, en dat de gloriejaren toch vooral achteraf zo glorieus waren. Wij verlangen naar mythes en maken die zodra we de kans zien. En vergeten dan graag hoe het echt is geweest.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
14 opmerkingen:
Een prachtige opening van een nieuw blogjaar, Rookzanger. Een mythe is het zeker, maar wel een die blijft voortleven. Zelfs nu Boudewijn afscheid heeft genomen van zijn 'oude liedjes', laat hij Lennaert terugkeren in het nummer 'Orion' op 'Achter glas'. Een mooie CD die echter toch de magie mist van de samenwerking tussen mijn jeugdhelden.
Een heel succesvol en gelukkig 2016!
Magie is ook een mythe, Peter.... Of de mythe is magisch, wat je wilt... Insgelijks voor 2016!
Even rees het idee dat je er, juist vanwege je betrokkenheid bij Nijgh, niks over wilde zeggen. Maar daar is ie dan toch, je reactie.
Toevallig heb ik er ruim een week geleden zelf ook wat over geschreven op mijn blog.
Hoewel Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh mij persoonlijk nooit zo hebben beziggehouden, sprak de documentaire mij wel aan.
Ergens in de film zegt iemand, en dan gaat het nog over de periode voor de gezamenlijke successen, dat Nijgh "een observator" was. Terwijl 'Boudi' en consorten wilde feesten hielden in het ouderlijk huis van één van hen, nam hij daar niet echt aan deel. Hij keek toe. Die feesten waren, zeker voor de eerste helft van de jaren zestig tamelijk ruig, leek mij, en of Nijgh er niet aan mee deed omdat hij 'square' was voor zoiets, of dat er andere redenen waren, werd niet duidelijk.
Kennelijk was hij iemand die niet goed functioneerde in grote gezelschappen waarin de één nog gekker probeerde te doen dan de ander. Vooral een individualist, misschien.
Wie De Groot is, is voor mij wel wat duidelijker geworden. Hij bleek frustraties te koesteren die ik ook ken en dat maakt iemand onwillekeurig sympathieker, in mijn ogen.
Misschien wordt die nieuwe CD wel de eerste die ik van hem koop.
Beste Hans, ik heb je blog gelezen - mooi dat iemand alsnog over de streep kan worden getrokken door een enkel lied, en dan nog wel een uit de 'natijd'! Over het wel en niet meedoen van Nijgh aan die legendarische feesten, lees zijn vergeten en verramsjte sleutelroman 'Tobia, of de ontdekking van het Masturbariaat'.... En, gerust kopen, die CD!
Meteen maar weer even op die titel gegoogeld. Ik vond hier:
http://www.lennaertnijgh.nl/langeversie/lntk_to91007.html
een aardig stukje van LN zelf over het boek. Het is ondanks alles toch nog herdrukt..
Maar ja. Sleutelromans. Een paar maanden geleden heb ik de roman van de heer Eksteen gelezen. Wat ik ervan dacht?
Ja, precies.
Herdrukt en meteen weer in de ramsj verdwenen, helaas....
"Nijgh bleekjes aan de kant".
Hij staat aan de kant, maar bleekjes? Wordt hier niet een mythe geschapen? :) Volgens is hij op de foto niet bleker dan de meeste andere toeschouwers.
Op foto's aan het einde van zijn leven kon hij wel bleek zijn, zoals de fotokeuze van deze blog-aflevering te zien is.
De eerste druk van 'Tobia' (1971) bevat Nijgh in meer verschillende gedaanten dan de tweede, herschreven druk (1991).
Tobia (die min of meer een hekel heeft aan Nijgh), Lennaert Nijgh (onder eigen naam), Ludovic (als ik mij dat goed herinner van deze blogsite), Lone Wolf en misschien eigenlijk ook de Hadji (gesteld dat die eigenlijk in de verbeelding van Tobia leeft).
In de tweede druk heeft Nijgh zichzelf, als zijnde een ander personage dan Tobia, uit het boek verwijderd.
Ik bedoelde te schrijven: zoals IN de fotokeuze van deze blog-aflevering te zien is.
Mythe... Een media-mythe waar ik mij aan stoor is het vergelijken van Nijgh-Groot met Lennon-McCartney. "De Nederlandse Lennon-McCartney!" Storend, omdat ik vind dat men de jeugd ermee op een verkeerd spoor zet. Educatief gezien.
Lennon en McCartney hadden een heel andere samenwerking. Zij waren beiden elk met muziek en tekst bezig. Zij schreven samen, speelden samen.
Lennaert schreef op gedachtenmuziek die (volgens het gissen van Boudewijn in documentaire 'Tip van de sluier', 2007) anders was dan wat Boudewijn er vervolgens bij maakte. Het gaat bij hen dus om een fundamenteel ander type samenwerking dan die van Lennon en McCartney. Veel afstandelijker. Veel meer elk in een eigen wereld.
Dit wilde ik even gezegd hebben, als het over mythes gaat.
Ja, dat 'bleke' is natuurlijk een romantische interpretatie.... Voedsel voor de mythe....
@ Daniël: De media-mythe waarin Nijgh en de Groot het Nederlandse equivalent van Lennon en McCartney zouden zijn is eerlijk gezegd totaal aan mij voorbij gegaan.
Over welke media spreek je?
Iedereen met slechts oppervlakkige kennis van de verrichtingen van dit tweetal, zoals ik, kan die mythe direct ontkrachten met de argumenten die je noemt. Die liggen behoorlijk voor de hand.
Kortom: bestaat die mythe eigenlijk wel? Zijn daar voorbeelden van te geven? Misschien is er wel eens één of andere broodschrijver geweest, die in een roddelblad LN en BdG zo benoemd heeft. Hij zal zelf wel erg tevreden zijn geweest over die vondst, maar veel verder kan dat toch niet gegaan zijn, lijkt mij.
Veel gehoord dan wel gelezen, die frase (in de muziekjournalistiek, op de radio?)...
Het zal wel aan mijn gebrek aan aandacht voor LN en BdG liggen dat ik dat steeds heb gemist.
Muziekkrant Oor (het enige muziekblad dat ik ooit met regelmaat heb gelezen) schreef in de jaren zeventig eigenlijk nooit over Boudewijn de Groot (maar ook dat kan mijn persoonlijke perceptie zijn). Dat blad nam zichzelf ook veel te serieus om dergelijke vergelijkingen te maken.
Welke muziekbladen las jij destijds?
Het fameuze Hitweek (Willem de Ridder) en zijn opvolger Aloha beleefden hun hoogtijdagen eigenlijk net voor ik over muziek ging lezen.
Soms Hitweek, Aloha, wat vaker Oor. Later eigenlijk alleen klassieke bladen.
Mythes vermomd als zijnde de waarheid, daar ben ik als de dood voor. Kerken en brandstapels zijn in mijn beleving dan niet ver weg.
Om maar te zwijgen over fanclub-achtige toestanden.
De presentatie van Lennaert's postume bundel 'Nog even en ik zie de hemel weer' (2003) werd gevolgd door een gezellige bijeenkomst in stamkroeg 't Wapen van Bakenes, Haarlem. Met muziek spontaan doch professioneel verzorgd door Astrid.
Lennaert werd tijdens die bijeenkomst dusdanig in het zonnetje gezet, dat één aanwezige hardop de kanttekening plaatste, dat Lennaert heus zo goed/aardig niet was als er werd gesteld. Die aanwezige was met zijn gelijk toch eventjes een beetje de Moppersmurf van het gezelschap. Ik betrapte mijzelf op wat afkeuring van het bederven van de lovende sfeer. Die was dusdanig gezellig, dat de waarheid blijkbaar even een stapje opzij moest doen. Zo van: ach, nu even niet.
In de Boudewijn-documentaire ('Kom Nader', 2015) vernedert Henny Vrienten zichzelf door zijn vervormde stem in 'Sinds een dag of twee' (Doe Maar, 1981) te ridiculiseren, ter ere van de volgens hem natuurlijke voordracht van Boudewijn.
Elders in dezelfde documentaire is te zien, dat Boudewijn professionele zangbegeleiding heeft. Dus, hoe natuurlijk is zijn natuurlijke voordracht werkelijk?
En hoe natuurlijk klonk de veelgeprezen John Lennon, die graag gebruik maakte van double-tracking en andere stem-effecten?
Ook stelt Vrienten in de documentaire, volgens mij een beetje schaapachtig lachend, dat Boudewijn gecompliceerde liedjes maakt.
Is dat bij benadering echt een compliment? En realiseert Vrienten zich dat?
Lennon-Mccartney. Het album 'Picknick/ De Tuin der Lusten' (1968) is de Nederlandse 'Sgt. Pepper' genoemd. Ik heb dat een lange tijd voor waarheid aangenomen. Inmiddels vind ik, dat het gaat om een totaal ander type muziekproduct. Om de reden die ik in mijn vorige bericht heb beschreven. Lennon en McCartney werkten veel meer samen, terwijl Lennaert en Boudewijn doorgaans elk in een eigen, verschillende wereld werkten.
Arrangeur Bert Paige lijkt op 'Picknick' een Nederlandse George Martin te zijn. Maar ook Paige werkte in een eigen wereld. In tegenstelling tot Martin, die nauw met The Beatles samenwerkte.
Als ik nu naar 'Picknick' luister, meen ik de werelden van Lennaert en Boudewijn langs elkaar heen te horen gaan, met Paige als bindmiddel. 'Sgt. Pepper' blijft mij daarentegen wel als een samenkomend geheel klinken.
Voor veel luisteraars zal het verschil onbelangrijk zijn. Maar voor wie zelf muziek wil leren maken, vind ik het heel belangrijke kennis.
Een voorbeeld. In het lied 'Testament' (1966) ligt de nadruk op "goede JEUGDherinneringen". Het meest logische zou echter "GOEDE jeugdherinneringen" zijn, want de slechte jeugdherinneringen geeft de ikpersoon gedurende het lied weg. Hier lijken de werelden mij te botsen. En is dit geen botsing tussen de makers, dan vind ik het wel een botsing qua articulatie.
Sinds een lid van Onze Taal mij ongeveer 10 jaar geleden op wees, ben ik anders gaan luisteren naar Boudewijn. Die overigens in een interview heeft gezegd, een voorstander van smokkelen te zijn.
Mijn indruk is, dat sommige professionele liedjesmakers snoeihard worden afgerekend op een punt waar Boudewijn geroemd wordt, als zijnde (wel) een maker van het betere Nederlandse lied. Blijkbaar mag de een wel smokkelen, zelfs ten koste van tekstbetekenis, maar de ander niet.
Een nadeel van mythes kan zijn, dat de ene mens buitenproportioneel veel lof krijgt en de ander buitenproportioneel weinig - of zelfs wordt verketterd.
Mythes kunnen mooi zijn, maar ook gevaarlijk.
Ze kunnen misverstanden en ruzie veroorzaken. Ook kunnen mensen een mythe afdoen als totale onzin, waardoor men het kind met het badwater weggooit. (Bijvoorbeeld, de gehele Bijbel afdoen als een verouderd boek vol kolder.)
Een reactie posten