dinsdag 29 september 2015

BLOEDMAAN


‘Die bloedmaan…’ zuchtte de yogajuf met een verontschuldigende glimlach. Ze zag er een beetje ontdaan uit. ‘Jeetje, en hij staat in mijn achtste huis !’
‘Heb jij zoveel huizen?’ grapte ik flauw. Ze had een zomerhuisje in Schoorl, wist ik. De grap kwam niet aan. ‘Dat betekent crisis,’ ging ze door. Wat voor crisis precies liet ze ongezegd. Ze haalde haar belletjes uit hun fluwelen lapje, legde ze naast haar mat en vouwde haar benen onder zich. Het leek of ze zich moest dwingen om bij de les te raken. Het was even stil. Buiten begon iemand met een bosmaaier het gazon te snoeien. ‘Om op jouw opmerking terug te komen, Jan-Paul,’ zei ze, ‘ieder mens heeft twaalf astrologische huizen.’ ‘Ja, ik weet het,’ zei ik. ‘Ik maakte maar een grapje.’ Ze keek me wat vreemd aan maar liet het erbij. We gingen aan de slag met de asana’s. De man met de bosmaaier kwam nu vlak langs het raam, het razen van zijn machine overstemde de instructies van de yogajuf. Er dreigde een slappe lach uit te breken, maar zij smeedde de hindernis om tot een winstpunt: ‘Dat is de bloedmaan. We worden op de proef gesteld. Nu moeten we laten zien wat we waard zijn en onze rust bewaren.’

Terwijl ik rekte en strekte en diep ademde dwaalden mijn gedachten af naar het meisje Alice waarover ik vorige week schreef. Zij hield het hoofd koel onder de meest bizarre omstandigheden. Alles om haar heen transformeerde maar, zijzelf ook: als ze van haar paddenstoeltje snoepte werd ze naar believen kleiner of groter. Maar geen paniek, ze bleef zichzelf, met een bewonderenswaardige koelbloedigheid.
Lewis Carroll hield van kleine meisjes. Hij voelde zich op zijn gemak in hun gezelschap, zijn gestotter verdween als hij ze amuseerde met zijn verhaaltjes. Hij fotografeerde ze ook, bij voorkeur half ontkleed. In onze tijd zouden we daar van alles van denken. De omstandigheden waaronder hij uit het zicht verdween als huisvriend van de Liddells zijn nooit opgelost, de desbetreffende bladzijden zijn uit Carrolls dagboek gescheurd. Was hij een pedofiel? Er zijn boekenplanken vol geschreven over die kwestie.
Hij was net zozeer een pedofiel als hij een autist was, denk ik. Volgens ons moderne inzicht waren zijn ziekelijke verlegenheid, zijn hoogbegaafde maar beperkte denkwereld, zijn hang naar logica en naar het overzichtelijke gezelschap van kinderen, die hij liever had dan de volwassenen met hun verwarrende emoties, niet minder dan symptomen van het syndroom van Asperger. Nooit gediagnosticeerd, want het syndroom stamt pas uit 1944; wie het daarvoor had ging zonder etiket door het leven.
Maar in hoeverre verteken je de werkelijkheid door haar met terugwerkende kracht te benoemen? In onze tijd zou Carroll misschien lid van de vereniging Martijn geweest zijn en een psychiatrisch verleden hebben gehad. Maar in zijn eigen tijd werd zijn gedrag niet in een beperkend kader geplaatst: het hoorde bij een merkwaardige maar begaafde man, het werd voor lief genomen. Daardoor gedroeg de man zich waarschijnlijk anders dan hij gedaan zou hebben, als hem het bovengenoemde etiket opgespeld zou zijn. Diagnoses stimuleren stereotiep gedrag, men voegt zich al gauw naar de categorie waartoe men wordt gerekend. Doordat Carroll ongediagnosticeerd door het leven ging werd hij wie hij was, een groot kinderboekenschrijver met een paar flinke tikken, niet een pedofiele Asperger met schrijfambities. Om een Carrolliaanse logica te gebruiken: doordat Asperger nog niet uitgevonden was kon hij er ook niet aan lijden. En seksueel aangetrokken worden door kleine meisjes was nog niet als psychische afwijking opgenomen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, psychiatrie bestond sowieso nog niet. Kinderen waren volwassenen die nog een beetje moesten groeien, dat was alles. Ook een pedofiel kon hij dus naar de letter niet zijn. Diagnoses zijn vaak net zo beperkend als uniformen. In Alice's Adventures in Wonderland lezen we: ‘Ze dacht dat hij een lakei was omdat hij een livrei droeg; afgaand op zijn gezicht alleen zou ze hem een vis genoemd hebben.’ Als we negentiende–eeuwers een eenentwintigste-eeuws uniform aantrekken zien we hun werkelijke gezicht niet meer - we zien alleen het opvallende pak met alle bijbehorende eigenschappen.
Het gazon was inmiddels gemaaid. Tot slot van de meditatie vroeg de yogajuf ons de ‘glimlach van de Boeddha’ uit te voeren. Die begint in het bekken en stijgt langzaam omhoog tot hij via de kruin het lichaam verlaat. Ik kon me daar nooit wat bij voorstellen maar nu dacht ik aan de Cheshire-Cat. Mijn grijns nam vorm aan, kwam omhoog naar mijn hart, maakte zich breed in mijn mond, verzachtte mijn geplaagde hersenen, en trilde nog even na in de lucht alvorens op te lossen. Tinggg, deed de klankschaal. Tijd voor thee.


(Foto: Alice Pleasance Liddell, in 1858 gefotografeerd 'als bedelaarskind' door Lewis Carroll)

1 opmerking:

Vitalski zei

mooi citaat van die vis en die lakei...