vrijdag 31 januari 2025

KWANT

Hij zat een beetje onderuit in zijn stoel, handen op zijn buik, hoofd iets teruggetrokken in de nek, waardoor hij een onderkin toonde. Een echte boeddhistische houding zou je bijna zeggen, hoewel de juf juist aandringt op een rechte rug. Hij was vrijwel haarloos. Kale, witte schedel, geen wenkbrauwen. Forse, vlezige neus, een onderlip die uitstulpte als bij een pruilend kind. Om elke opmerking of gebeurtenis die buiten het strikt routineuze viel giechelde hij, een hoog nasaal gegrinnik. Ik kon niet bepalen of hij zich verveelde en een beetje melig zocht naar tamelijk willekeurige aanleidingen om te giechelen, of dat het een innerlijk ongemak was dat hij trachtte te verbloemen met deze blijk van vrolijkheid. Ik dacht toch het laatste. Zou hij wekelijks naar het zenklasje komen als hij een staat van verlichting had bereikt, van permanente verwondering en kinderlijke verrukking? Nee toch? En aan wie deed hij me toch denken, deze vreemde meneer?

Er was trammelant geweest. Drukte in mijn hoofd, en ook in mijn omgeving speelde er van alles. Volgens de astrologen kwam het door de conjunctie van maar liefst vier of vijf hemellichamen - die zou voor onrust zorgen. Voeg daarbij het stormachtige weer dat een periode van nevelige duisternis had opgevolgd en de meteopaat in mij had het moeilijk (zoals hij inmiddels door het bijna lenteachtige licht weer is opgevrolijkt).
Ik lees, terwijl ik deze 'aandoening' google om me te vergewissen van de juiste spelling, dat maar liefst 50 tot 70 procent van de Polen last heeft van stemmingswisselingen bij nadrukkelijke weersverandering. Aha! Mijn oma heette Grabijn, een vernederlandsing van Grabin. Haar oudst traceerbare voorvader moet via Friesland en Noord-Duitsland uit Polen zijn gekomen, waar verschillende plaatsen van die naam liggen. Mijn mete(re)opathie is dus een atavistische aandoening, een erfstuk!

Om soelaas te vinden liet ik 's avonds Vestdijk en andere zware kost voor wat die was en nam mijn toevlucht tot beproefde bedlectuur. Lezen kun je dat niet noemen. Het is meer brevieren. Ik lees Bommel zoals een priester kalmte in zijn gemoed brengt met flarden van de Heilige Schrift. Ik kijk vooral plaatjes en laat mijn fantasie de vrije loop, ongehinderd door de fabel (die meestal tegenvalt, vooral de doorwerking, na een veelbelovend begin) en me beperkend tot een alinea hier of daar waarin ik de betovering hoop terug te vinden die ik in mijn jeugd destilleerde uit de avonturen van Heer Ollie, Tom Poes, en al hun zwartwit getekende verhaalgenoten.  
Plotseling schoot me te binnen aan wie de giechelende Boeddha me deed denken. Aan het vreemde witte mannetje dat uit de aarde opduikt als Heer Bommel, na een indringende droom, een gat bij een mijlpaal heeft gegraven. Even later komt het kereltje voorrijden met de bus naar Goesting, een vakantieland dat elke fantasie mogelijk maakt zo lang je er maar in gelooft.
Een rare kwant inderdaad.

vrijdag 24 januari 2025

DROOG

De Droge Maand zit er weer bijna op. Regelmatig verschenen er de afgelopen weken advertenties op mijn Facebook-tijdlijn voor boeken van het type 'een jaar zonder alcohol'. Blijkbaar hadden de beoefenaars van Dry Januari behoefte aan wat morele steun uit de hoek van ervaringsdeskundigen. 
'Als je nou handig bent,' mompelde ik tegen mezelf, 'speel je op die mode in. Jij hebt toch ook zo'n boek geschreven?'

Het manuscript van wat het boek Dorst - kroniek van een 'romantische' obsessie zou worden lag al sinds 2007 in de la. Het was het opgesmukte dagboek van een halfjaar zonder drank, toentertijd een hoognodige opfrisbeurt en een nieuwtje: ik had ooit, lang geleden, weleens een maand zónder geleefd (in januari, jaja) maar dat was het wel - voor de rest had ik sinds pakweg mijn twintigste vrijwel geen dag droog gestaan. 
In 2011 stuurde ik het boek (het was inmiddels drastisch bewerkt en opgerekt tot een fatsoenlijke lengte) naar een handvol uitgeverijen. Geen sjoege, maar een jaar later verscheen bij een ervan, De Geus, een boek van Esther Gerritsen met dezelfde naam. Ik vond dat toen verdacht maar nu denk ik: wie weet hoe lang Gerritsen dat boek al in de la had liggen?
In 2018 besloot ik het zelf maar uit te geven. Het moest de wereld in, vond ik. Ik ging in zee met een gratis doe-het-zelf-uitgeverij, mijn dochter maakte een mooi ontwerp voor de kaft, en ik verkocht er net genoeg van om het gevoel te hebben, dat het inderdaad onder de mensen was geraakt; de mensen, die ertoe deden. 

Ik riep mijn titel tevoorschijn. Beetje reclame kon sowieso geen kwaad, ik stond nog steeds achter die tekst. Bij Bol.com vond ik het vertrouwde plaatje van de aap die een fles omarmt, maar er stond bij: niet leverbaar. Wat? De essentie van die POD-uitgeverijen is toch juist, dat er altijd, desgewenst één exemplaar uit de pers kan rollen? Had het soms iets te maken met de naamsverandering? Mijnbestseller was internationaal gegaan en onlangs Bookmundo geworden. Ik moest daar een mailtje aan wagen. (En op het moment van schrijven moet ik dat nog, als ik tenminste het wachtwoord dat bij mijn account hoort ergens kan vinden).

Een bestelling die wel soepel verliep was die van mijn cd Therapeutisch Liedboek (2004). Nog twee en de voorraad is op. De besteller vroeg of de teksten erbij zaten. Ik antwoordde negatief, maar schreef dat ik al heel lang het plan had die teksten online te zetten, ik zou daar snel een begin mee maken. 
Inderdaad sloeg ik nog diezelfde dag de ringband open waarin ik mijn eigen liedjes bewaar. Ik zag al gauw dat de verzameling niet compleet was, de resterende teksten van het Liedboek zou ik moeten uittikken terwijl ik de cd afspeelde, iets waar ik niet bepaald naar uitzag.
Wel vond ik een paar teksten die ik totaal vergeten was. De meest opvallende was een Engelstalig vers dat On The Wagon heette. Ik meende me te herinneren dat ik het had geschreven toen ik in 2009 of 2010 van de drank probeerde af te blijven, maar het bleek anders: de tekst zag het licht op dinsdag 13 februari 2007, aan het begin van dat halfjaar zónder dus. De bijbehorende muziek is verloren gegaan maar die ging, volgens de ondertitel, "Op de manier van Johnny Cash".
Wat ik niet begrijp is dit: ik heb van alles uit de kast getrokken (oude brieven en dagboeken, zelfhulpboeken en encyclopedische kennis) om van Dorst een volwaardig boek te maken met meer dan 200 pagina's. Waarom heb ik On The Wagon niet overgetikt?

I've been on the wagon for five weeks now
Wanna leave this desert but I don't know how
Cos' all I can see is rock and stone
And ev'ry ole river is as dry as bone

Then at the end of a long day's ride
A little devil says: 'You know, you might...
You can reach the end of the desert soon
Why don't you ride up to that local saloon?'

It's a nice little place, comfy and warm
I'm tired and thirsty and go in unarmed
And the bartender asks: 'What will it be?
We've got soda and lime or herbal tea...'

I've been on the wagon for five weeks now...

So it's back to the road and I plod on
And for the time being temptation is gone
But then comes the fall of a pitch-black night
And my soul is too weak for the oncoming fight

Says this cunning devil: 'Why not take a sip?
You need some comfort on this lonely trip...'
So I grope for the bottle with tremblin' hands
Just to find it was emptied by some of my friends

I've been on the wagon for five weeks now...

(Illustratie: Achdé)

dinsdag 21 januari 2025

Lennaert ... 80?!

 

In december 2022 brachten we voor het eerst de theatrale ode aan Boudewijn de Groot en vooral Lennaert Nijgh die we Wat geweest is, is geweest hadden gedoopt. De aanleiding was toen de twintigste sterfdag van Lennaert. We zongen en speelden een dik uur prachtige liedjes en ik las voor uit de soms hilarische, soms ontroerende brieven die Lennaert me schreef van 1991 tot aan zijn dood in 2002.

In de tijd daarna hebben we het programma nog een aantal keer uitgevoerd, nu ook in grotere zalen. Het moest daarvoor aan iets andere eisen voldoen, er moest een pauze in, bijvoorbeeld. De consequentie daarvan was dat we het uitgebreid hebben met een paar feitelijk onmisbare klassiekers, zoals Meisje van zestien, Malle Babbe en Apocalyps. 

Onze uitvoering van het geliefde en nog steeds bladfrisse repertoire bleek in de smaak te vallen. De laatste keren speelden we voor een uitverkocht huis, waarvan de Cultuurkoepel in Heiloo met 500 bezette stoelen het voorlopige hoogtepunt was.

Inmiddels heeft ook Boudewijn zelf zijn waardering voor ons initiatief (én onze uitvoering) uitgesproken en daar zijn we natuurlijk best trots op. 

Op 29 januari zou Lennaert Nijgh 80 jaar zijn geworden. Om dat te vieren spelen we Wat geweest is, is geweest nogmaals in het kerkje waar het in 2022 begon - nu in de uitgebreide versie.

Jan-Paul van Spaendonck - zang en gitaar, voordracht
Martijn van Spaendonck - zang, gitaar, mandoline en percussie
Jenny van de Wateringen - zang, gitaar, fluit en percussie

Zondag 26 januari 2025
15.00 uur
Noordeinder Vermaning
Noordeinde 18
1485 EV Noordeinde

Toegang 15 euro

Foto: ⓒ Gijsbert Hanekroot, 1971


vrijdag 17 januari 2025

VESTDIJK


'Ik praatte door, met een flux de bouche, waarop de wrakstukken wegdreven van tegenwerpingen, lachbuien, vloeken, en ophitsende stemmen achter mijn rug.'

Beethoven heb ik pas laat leren waarderen. Naar een vanzelfsprekende reputatie hoefde je niet om te zien, dat was al genoeg gebeurd. Liever zochten we de prikkels van het obscure. Dat er iets scheefs aan was om alle opusnummers van Skrjábin uit je hoofd te kennen maar niets van Haydn te weten heb ik pas later begrepen. Ik moet vaak denken aan onze muzieklerares. Op ons verzoek behandelde ze Le boeuf sur le toit van Darius Milhaud. Ze vond het wel aardig, maar, zei ze, op haar leeftijd hield ze steeds meer van Mozart. Toen beschouwde ik dat als een blijk van seniliteit, nu begrijp ik het heel goed.

Mijn kennis van de Nederlandse literatuur begon bij Wolkers en 'de grote drie': Mulisch, Reve en Hermans, schrijvers die tot wasdom kwamen in de tijd dat ik leerde lezen. De hele periode daarvoor sloeg ik over (Du Perron en Ter Braak waren slechts namen uit een lesboekje) en pas bij Nescio en Couperus was ik weer thuis. Zo kwam het dat ik Simon Vestdijk heb gemist. Die reputatie was net als die van Beethoven zo alles overschaduwend dat ik een geeuw niet kon onderdrukken. Later besefte ik de lacune in mijn opvoeding wel en als ik eens een boek van Vestdijk tegenkwam sloeg ik het nieuwsgierig open. De eerste bladzijden die ik op die vluchtige manier las bevestigden mijn vooroordeel. Ik had begrepen dat Vestdijk een veelschrijver was, een bijkans manische auteur die, als hij een boek voltooid had en het nog geen bedtijd was, gewoon aan een nieuwe roman begon. Zo troffen die eerste zinnen me ook: in medias res, met de deur in huis. Geen iconische, op zichzelf staande literatuur, maar een vrij willekeurig onderdeel van een oeverloos oeuvre. 

Onlangs lag er weer eens een boek van hem in het weggeefkastje in mijn straat. Ik nam het mee en begon in een luwte tussen twee andere boeken erin te lezen. En verdomd, daar raakte ik toch geboeid. Wat ik hier in handen had (De dokter en het lichte meisje) was bepaald geen Beethoven. Het was een vreemd, wild boek. Een bij vlagen gezellig uitdagend doktersromannetje met complexe monologue intérieur, onbegrijpelijke, op associatie drijvende passages, over elkaar heen buitelende, bijna hallucinante beelden, smoezelige en bepaald niet woke erotiek, oneliners van aforistische kwaliteit, in een stijl waarin alles kon en mocht: Dickensiaanse gelede zinnen, jargon en spreektaal, vlotte dialoog, hortende weglatingen (...) à la Simenon, lyrische beschrijvingen en buikige humor. Ik snapte lang niet alles, leerde nieuwe woorden (buspatienten, zachts) en na ruim honderd bladzijden was er nog steeds geen lijn of plot in te ontdekken, anekdote reeg zich aan anekdote, handig aan elkaar geluld. Had ik hier soms te maken met zowel een (nog steeds) moderne roman als met een voorloper van het postmodernisme?

Ik herinnerde me hoe het destijds met Mulisch gegaan was, met Conan Doyle en met Dickens. Als de lust me overviel om van deze nieuwe ontdekking meer te lezen, kon ik nog wel even voort. De rest van mijn leven misschien wel, want Vestijk was, als gezegd, met alleen al 52 romans, een veelschrijver.
Het was me inmiddels duidelijk geworden dat ik dit merkwaardige boek ging uitlezen en ik besloot een bezoek te brengen aan het grootste weggeefkastje van de stad. In de ...-straat bevindt zich, achter een poort en in een tunneltje dat leidt naar de binnentuinen, een ware bibliotheek van maar liefst twintig boekenkasten. Het is een buurt waar veel leraren wonen en dat is te zien aan de boeken, weinig pulp, veel literatuur. Dit keer ging ik met een bepaald doel en vlooide ik de twintig kasten systematisch door. Ik zag veel dat mijn begeerte wekte maar ik dacht aan de voor driekwart volle vuilniszak die thuis in mijn gang staat: sinds ik een pakje jeugdfoto's kwijt ben doorzoek ik mijn huis grondig en alles wat me treft als écht overbodig belandt in die vuilniszak; en mijn boekenkasten puilen sowieso uit. Zo versmaadde ik zelfs een mooie, in smetteloos linnen gebonden, vuistdikke uitgave van Ulysses in de vertaling van Paul Claes en Mon Nys.
Maar van Vestdijk geen spoor! Wat je zoekt vind je niet. De wet van de kringloopwinkel. 
Was Vestdijk zo geliefd dat niemand zijn boeken wegdeed? Was er vóór mij een verzamelaar geweest die de kasten had afgeroomd? 
Teleurgesteld ging ik naar huis met een troostrijke eerste druk, harde kaft, van Reve's Tien vrolijke verhalen en twee boekjes van Jack Vance, voor mijn broer. Van James Joyce had ik nu al spijt.


zaterdag 11 januari 2025

FOTO'S


Voor me ligt een stapeltje foto's. Floor en Maartje kijken me lachend aan, Floor heeft een brandende filtersigaret tussen haar vingers, wat ik een raar gezicht vind. Glenn speelt, voorovergebogen, het zwarte haar valt schaduw-brengend over zijn gezicht, op zijn sunburst Gibson. Jan Hart zit ernstig achter zijn drumstel, een stokje klaar om toe te slaan. Een andere jongen, met een licht gekleurde bril en een bloemenbloes, ken ik niet, maar ik weet uit de context dat het Rob van de Weert is, de Osdorpse Jimi Hendrix, zoals Glenn de Jimi Hendrix van Slotermeer was.

Ik heb de foto's, die dateren uit de jaren zeventig, gekregen van Michel Hobbij. Ik was klaar met de eerste opzet van een verhaal over Wilfred, mijn jonggestorven jeugdvriend en de bassist van onze diverse bandjes, toen ik besloot dat het verstandig zou zijn om de lacunes in mijn geheugen op te vullen. Uit mijn dagboek leerde ik dat ik vlak na Wilfreds dood in 1996 foto's en een cassettebandje had gekregen van deze Michel, evenals ik een Cartesiaan, maar drie jaar jonger. Hij had destijds de nalatenschap van mijn betreurde vriend beheerd en gezorgd dat alles goed terechtkwam.
Michel was makkelijk op te sporen, die achternaam hoor je niet vaak. Hij had als fotograaf een website. Ik stuurde een mailtje: ben jij de Michel, die...? Raak. Hij belde en we maakten een afspraak. Gisteren hebben we samen in café Belcampo in de Hallen het gemeenschappelijke verleden doorgenomen. Niet alleen het onfortuinlijke verhaal van onze vriend, er bleken ook andere raakvlakken. We hadden dezelfde vrouw bemind, zij het in verschillende tijdperken: daarover kon ik hém een update geven, hoewel die ook alweer twee decennia oud was.
Hij haalde een stapeltje foto's tevoorschijn. Een aantal wilde hij zelf houden, de rest mocht ik hebben. Zo kreeg ik na bijna dertig jaar een mooie aanvulling op de foto's die hij me destijds had gegeven. 

Januari is de maand van de herinnering. Ik hoef er mijn blog maar op na te slaan. Vele stukjes schreef ik rond deze tijd die het (meestal verre) verleden als onderwerp hebben. Ik heb daar verklaringen voor gezocht en ook gevonden, de een wat plausibeler dan de andere. Ik laat het op heden maar liever bij de vaststelling, dat in dit niemandsland tussen de decemberfeesten en het nog niet goed op gang gekomen nieuwe jaar de gedachten een beetje ronddobberen zonder zich nog te hechten aan dringende zaken, en de herinneringen vrij spel hebben.

Ik ga op zoek naar die ándere foto's, die uit 1996, en kan ze niet vinden. Ze moeten ergens zijn maar ik kan niet bedenken waar dan toch. Gelukkig heb ik ze vrijwel allemaal digitaal, in de loop van de tijd heb ik de meeste als illustratie gebruikt. Behalve een, uitgerekend de foto waarop ik op Wilfreds jongenskamer een sunburst gitaar bespeel, de western gitaar van Wilfred, en bijna net zo mysterieus kijk als Glenn. Kerstmis 1970, Wilfreds verjaardag. Ik draag leren laarzen en een donkergroene trui. Alleen al om die foto moet ik doorzetten tot ik het mapje (doosje?) gevonden heb.

Onderweg kom ik van alles tegen dat mijn aandacht trekt en vasthoudt. Zoals dit gedichtje, gezien het onderwerp te dateren in maart 1986:

De wind woei door ons haar,
't anachronistisch lange.
Je zei: 'Wie dertig is,
is jonger, goed beschouwd,
dan wie het nog moet worden.'

Je had gelijk. Wat eerst
iets vanzelfsprekends was
(de jeugd als levenslucht)
wordt plotsklaps iets om on-
vermoeibaar na te streven.


[Foto: Paul Veen]

zaterdag 4 januari 2025

SOEPGANZEN


Am bam - de fluit van Pan had zeven gaten. Geen kon het dansen laten.
Eén been had hij maar dansen moest hij op één been door de wei...

Na het opzeggen van dit vers stapt Nifterik van Spa van het vliegend vloerkleed Kamerbreed en is als bij toverslag verdwenen in het niets, terug naar waar hij vandaan kwam. De Hamelaars laat hij verwonderd achter terwijl die toch echt wel het een en ander gewend zijn sinds ze de wereld van gnomen, trollen, nixen en andere sprookjesfiguren zijn binnengegaan.
Het is aflevering 43 van de nog lang niet afgelopen serie Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? Nifterik van Spa (van Bakzeil tot de Bokkebocht) wil niet mee naar Wenzela de IJsheks, vandaar. Hij wordt gespeeld door de op dat moment 61-jarige Jan Hundling (1914-2003). Afgelopen oudjaar zeiden we hem zijn spreuk na en zagen we hem weer zijn stap in het niets doen.

Ik had nog niet heel vastomlijnde plannen om dit blog na vijftien volgeschreven jaren misschien niet uit de lucht te halen, maar dan toch zodanig terug te schroeven in frequentie dat de wekelijkse druk om een stuk proza te produceren zou verdwijnen. Ik stelde me voor het om te dopen tot Voorheen Rookzanger - De toegift. Of: Encores en allerlei. Die gedachte gaf me rust. Iets netjes afronden, en nog wat vrijblijvend doorspelen als de pet zo stond - was dat niet mooi?

Gisteren, vrijdag, blogmiddag, liep ik over straat. Ik ging naar de Appie om een mooie biefstuk te kopen die me moest troosten nu alles na de januaridrooglegging zo sober en saai was; dat stukje van de lende zou de leegte van die onthouding hopelijk omtoveren tot een kwaliteit. Op de hoek van de Reijnier Vinkeleskade was ik getuige van de migratie van de soepganzen. 
Om de een of andere reden hangt er daar altijd een schooltje van die traag schommelende, voornamelijk witte vogels rond. Vaak in het plantsoentje aan de rand van de weg. Nu waren ze de J.M. Coenenstraat aan het oversteken, tergend langzaam. Een vrouw op een fiets stapte af en gidste ze als een verkeersagent of klaar-over naar de veilige overkant. 
Toen ik terugkwam uit de super had de school, nu zonder hoedster, besloten dat het gras toch niet groener was aan de overzijde en hobbelde de weg weer op, zonder op of om te kijken. Auto's stopten, gelukkig was het deze derde januari stil in de stad. Drie bereikten ongeschonden de overkant. Een vierde anser unox bleef achter in het plantsoen. Gauw zou het donker worden. Ik liep maar snel door met mijn biefstuk, een tros bladpeterselie en een bakje zoete cherrytomaatjes. 

Ik aarzel nog wat ik ga doen met dit blog. Mijn voortvarend besluit is met de komst van het nieuwe jaar verdwenen. Het nieuwe jaar brengt helaas nooit meteen die frisse alles-is-anders-stemming die je je tijdens de donkere decemberdagen voorstelt. Dat neemt altijd wat tijd. Ik houd u op de hoogte.

Voor nu: Een gelukkig en gezond 2025 toegewenst!