vrijdag 4 april 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (60)


Ik zit met twee oude schoolvrienden op het terras van het Boothuis aan de Sloterplas. Op de schragen tafel liggen twee bestelde boeken die ik zojuist heb overhandigd. We praten over de buurt, over vrienden van toen. In een ooghoek registreer ik een bekend gezicht dat hier niet thuishoort. 'Hé, een bekend gezicht!' roep ik, riposteert hij.
Hij werkt bij de Appie op het Museumplein. Hoe je die functie noemt weet ik niet. In een restaurant zou je het denk ik een gérant noemen. Een paar jaar geleden begon hij me op te vallen. Als ik mijn boodschappen aan het scannen was kwam hij stralend aanlopen, nam galant mijn mandje van me over, groette me en maakte zo mogelijk een zonnig praatje. Eerst irriteerde me dat een beetje, ik blijf graag anoniem, maar gaandeweg kreeg ik waardering voor de persoonlijke begeleiding door het personeel, voor de ouderwetse égards in een verder zo eigentijdse, technologische entourage. 

Ik beschrijf hem, op het gevaar af dat mijn dochters me kapittelen ('Pap, je hoeft er toch niet altijd bij te zeggen dat het een ... [vul in: Turk, Marokkaan, Chinees, homo, hetero of transgender...] was?'):
Slank postuur, niet lang. Elegant gekleed. Pikzwart haar, kortgeknipt. Wijd opengesperde ogen achter een bril met onopvallend montuur. Huidskleur koffie met niet te veel melk. Tanden regelmatig en bizar wit, ongetwijfeld gebleekt. Licht Amerikaans accent. 
Op het terras roept hij algauw een andere jongeman erbij; iets kleiner dan hij, sluik donker haar, een knap, wat bleek gezicht. We doen een voorstelrondje. De knappe jongen werkt als suppoost in het Concertgebouw, maar is eigenlijk pianist en componist. Een telefoon verschijnt in mijn gezichtsveld waarop hij de vleugel van de Grote Zaal bespeelt. Mijn vriend van de Appie werkt daar wel, in de super, zeker, maar eigenlijk doet hij samen met de suppoost events. Mijn beroep vinden ze zeer interessant. De boeken op tafel worden gefotografeerd.
We praten een beetje. Ik stel vast dat ik ze niet vraag erbij te komen zitten. De oude schoolvrienden vragen al om een ongewone aandacht, het Museumplein kan ik er nu niet bij hebben.
De volgende dag ga ik boodschappen doen met gemengde gevoelens. Met elke anonimiteit is het nu gedaan. Wil ik die nog, dan zal ik elders moeten inkopen.
Ik sta bij de kassa. Daar is-ie al, stralend, opgedoemd uit het niets. 'Nou, dat was gezellig meneer.' Even later weet ik dat hij en X. al naar de Kiefer-tentoonstelling zijn geweest. Maar het was bij de VIP-opening (spreek uit Vie Ai Pie) dus ze hadden vooral staan praten. Die middag gaan ze weer om alles nog eens goed te bekijken. Ik vertel dat ik volgende week met mijn vriendin van plan ben te gaan. We groeten elkaar als oude schoolvrienden.

                                                                        •

Voorheen Rookzanger heeft een uitputtend weekend achter de rug met optredens, een familiefeest, ontmoetingen met zijn ex en zijn ex-compagnon, en moet afkicken van al die prikkels. Dan wordt hij ziek. Het begint met keelpijn en wat koorts. Hij hoopt dat een stevige wandeling door de mooie aprilmiddag hem goed zal doen. De lucht is blauw, niet optimistisch maar overmoedig blauw. Er staat een flinke wind. Het is droog, geen beetje vocht in de atmosfeer tempert de keihard stralende zon. Meerkoeten en waterhoentjes achtervolgen elkaar schreeuwend, met uitgestoken nekken, als gevleugelde stormrammen, stijf van het testosteron. April is the cruellest month. Op de koorrepetitie hoort hij vanuit zijn cocon van door paracetamol weggemoffelde koorts een gesprek tussen een van de zangers en de penningmeester. Die houdt niet zo van dat schel-schitterende licht, zegt hij.
'Maar je kunt toch een zonnebril opzetten?' meent de zanger.
'Ja, en wat dan?' snauwt de penningmeester gespeeld verontwaardigd.


vrijdag 28 maart 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (59)


In het park ontmoette ik Michael. Hij zat op het bankje tegenover de ooievaars, zijn camera in aanslag. Ik geloof niet dat hij me herkende. Hij prees me zijn boek aan, dat ik vorig jaar herfst al had gekocht. Ik confronteerde hem met zijn Slotermeerse jeugd, in de hoop op een gesprek vol wederzijdse jeugdherinneringen - maar hij had er blijkbaar niet zo'n zin in.
'Immanuel Kanthof? Ik woonde bij de Burgemeester De Vlugtlaan. Dus we zullen elkaar wel niet zijn tegengekomen,' zei hij met zijn rauwe accent. Daarna vertelde hij dat hij zijn kat hier had begraven pas geleden. Twaalf jaar oud slechts geworden, gelukkig duurde de doodsstrijd niet zo lang. 'Ik zit hier vaak dus dan kan ik nog eens aan hem denken.'
Het was er een van een stel, het katertje. Broodmager, terwijl zijn zusje heel anders was, een plofkip. Wist ik dat katten nesten konden hebben van meerdere vaders?
'Ja,' zei ik, 'dat weet ik. Ik heb twee broertjes die héél anders zijn.' Hij keek me bevreemd aan en begon toen te lachen. 'Ah, ik dacht even dat je bedoelde, in het écht.'
Ik zei: 'Ja, dat bedoelde ik ook,' op mijn beurt bevreemd. Hij viel stil, begon toen over de ooievaars, dacht ik ook niet dat ze al eieren hadden gelegd?
Pas toen ik een eind verderop was bedacht ik dat ik had vergeten te vertellen dat het twee katten waren, die broertjes. Hij moet een rare indruk van onze familie hebben gekregen.

                                                                        •

Ooit begon ik aarzelend te kijken naar Flikken Maastricht. Een guilty pleasure, noemde ik het. Toen bracht ik zes vormende en veranderende weken door in Limburg en vlak daarna ging mijn dochter in Maastricht studeren. Kijken naar Flikken werd een soort weemoedig plezier. Ik zag bekende locaties, dacht glimlachend terug. Het was het wekelijks koordje dat me met de Kliniek verbond.
De jaren verstreken, ik bleef trouw kijken maar het plezier nam af. De plots werden allengs ingewikkelder, ik volgde het niet meer, de personages en gebeurtenissen werden grotesk en onwaarschijnlijk, vooral de slechteriken waren karikaturaal (Bols, Eddy, Daan). De sfeer was hard, cynisch, humorloos.
Onlangs begon NPO1 Extra met de herhaling van het eerste seizoen, door mij destijds niet bekeken. Ik was verrast. Wat een jonge koppies allemaal. Eva had nog niet dat verbetene, haar paardenstaart was springerig en echt, Wolfs was mooi, blond en jong. Wil van Kralingen (rip) zette met Ellis Flamand de beste commissaris van de serie neer. Er werd gelachen, vertederd gekeken naar die malle Romeo, Floris en Eva waren duidelijk verliefd op elkaar.
Zappend van NPO1 naar NPO1 Extra zie je 19 jaar verspringen. Blond naar grijs. Lach naar grimas. Wat is de tijd wreed geweest. Nu is Victor Reinier er uitgegooid wegens onacceptabel machogedrag dat verdere samenwerking onmogelijk maakt. Het idiote idee schijnt te heersen om die twintigste serie tóch te maken. Dan maar zonder mijn verkeerde held Floris Wolfs. Dat wordt natuurlijk helemaal niks. Wat je dan krijgt: 19 consistente, legendarische seizoenen en één mislukt laatste seizoen met een vervanger. Een stuiptrekking. Niet doen!

                                                                    •

De kogel is door de kerk. Ik heb de hulp ingeroepen van AI. Of juister: van een vertaalmachine. Een tamelijk lang Frans tekstje ingevoerd. Wat er in een fractie van een seconde uit kwam rollen met rood potlood gecorrigeerd tot het idiomatisch Nederlands was. Op deze manier gebruikt toch wel handig, en de noodzakelijkheid van de menselijke supervisie verzoende me ermee.

[Google Translate vertaalt trouwens 'de kogel is door de kerk' met: la balle est dans l'eglise. Haha. Zou letterlijk moeten zijn: la balle a traversé l'eglise. Maar in het Frans zeg je in zo'n geval: on a tranché. 
Erg bedreigend is het allemaal (nog) niet.]


Foto: Rozan Hillebrandt


vrijdag 21 maart 2025

Kosmos, kalenders en katharsis


In defensie is the sky the limit. Kanonnen mogen wat kosten. Maar hier op aarde?
Ook in kalenderland wordt bezuinigd. De piek is voorbij, de concurrentie is moordend, al die titels uitbrengen is voor de uitgeverij niet meer op te brengen. Ik ging dit jaar dus akkoord met één nieuwe titel en twee herdrukken van oude edities waarvoor ik x... euro kreeg zonder dat ik er iets voor hoefde te doen. Ik vond het allang best: na tweeëntwintig jaren in dit leven van gepokt en gemazeld Kalendermacher was ik toe aan wat rust. Misschien nog geen vol pensioen, maar toch een stap terug; niet meer die taaie seizoensarbeid van elk jaar tussen pak weg januari en mei drie of vier scheurkalenders produceren. De inmiddels maandelijks mijn kant op gestorte AOW compenseerde de vermindering van inkomsten, geen zorg. Eens moest ik toch een arme ouwe man worden. Voorlopig had ik nog niks te klagen. 

Eén enkele kalender, dat is bijna lachwekkend weinig voor een hack met mijn staat van dienst. Dus ik stelde het moment steeds uit waarop ik me serieus zou gaan wijden aan Astrologie. Van dat onderwerp wist ik niet veel maar voor de ouwe rot die ik was mocht dat geen bezwaar zijn: ik zou desnoods over de geschiedenis van het telefoonboek een scheurkalender van 365 pagina's kunnen vullen. 
Ik deed wat voorwerk. Selecteerde boeken - Synchroniciteit van Carl Gustav Jung uit mijn vaders boekerij, De astromanen van Marten Toonder, Brieven aan Josine M. van Reve. Ik bestelde een handleiding Astrologie voor beginners waaraan ik dacht veel te zullen hebben.
Toen die aankwam en ik er in begon te bladeren schrok ik wel een beetje. Wat een chaos van termen, wat een mystieke rookwolken, wat een onwetenschappelijke wanorde van gegevens en uitgangspunten! Als dat het beginnersniveau was, dan stond me nog wat te wachten.

De lente brak aan, ik ging op een reisje, ik vierde mijn verjaardag, niet één, maar twee keer. Teken van de Vis, binnenkort zou Ram komen en daarmee de deadline. Nu en dan opende ik het Excelbestand waarin de eerste data waren ingevuld met wat me zo te binnen was geschoten.
En... sloot het weer. Tijd genoeg.
Deze week sloeg me plotseling de schrik om het hart. Ik had nog veel te weinig en ik had bovendien geen greep op de materie. Een astroloog zou ik zo snel niet worden. Hoe verwoorden wat je niet begrijpt? Ik zou me moeten bepalen tot het bloemlezen van lezenswaardige fragmenten, leuke weetjes, snedige uitspraken, smaakvol opgelepelde basiskennis, en dergelijke. Gewone kalenderpraktijk, maar op andere terreinen had ik dat toch makkelijker gevonden. Zelfs kalenders met titels als Groen geluk, Yoga, Elke dag slank en Film 2013 had ik fluitend gemaakt. Zou ik hier mijn Waterloo vinden, zou ik niet met zélfgekozen pensioen gaan, maar oneervol ontslagen worden bij de uitgeverij wegens wanprestatie? Dat mocht toch zeker niet gebeuren?
Even overwoog ik de opdracht terug te geven, contract of geen contract. Maar dat was mijn eer te na.

En zo komt het dat ik vanmorgen om acht uur al achter de pc zat. Brace stijf om de pols, nieuwe ergonomische muis binnen handbereik, twee kussens onder mijn kont om wat hoger te zitten.
Zoals altijd ontdekte ik dat er op elk terrein talent bestaat. Mismoedig geworden van de warboel die ik opdiepte uit het web stuitte ik plotseling op een glashelder formulerende, zelfs poëtische Amerikaanse schrijfster. Een genoegen om te vertalen. Zonder hulp van AI want het ambacht is het wat me altijd heeft verzoend met de broodschrijverij.
Ik houd het kort want ik ga nog even verder op mijn hallucinante reis door het astrologische wiel.


maandag 17 maart 2025

In memoriam Rob de Nijs (1942-2025)


Het zat eraan te komen maar het was toch een naar bericht. Rob de Nijs stierf gisteren. Ik vierde luidruchtig mijn verjaardag en wist van niks.
Rob de Nijs had een warme, soepele, onmiskenbaar eigen getimbreerde stem en hij paste in mijn wereld. De fantasievolle romantiek van Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? (kortweg: Hamelen) en van de eerste, door Boudewijn en Lennaert geschreven liedjes van zijn 'comeback', evenals Hamelen gedrenkt in middeleeuwse sfeer, sloten naadloos aan bij mijn eigen romantische aard. Het was de tijd dat ik minstreel wilde worden en droomde van de luit die ik nu eindelijk bezit.
En toen hij later andere, meer wereldse paden insloeg (leren broek, kokette kreetjes) bleef ik een fan. Want die stem, die raakte me nog steeds. Hij mocht honderd keer Banger hart zingen of dat hij een Harley onder zijn kont had, mij bedroog hij niet: hij bleef voor altijd Bertram Bierenbroodspot, amant van Loeki Knol alias Lidwientje Walg, die andere eenmalige prachtstem.

Ik heb hem gelukkig nog live gezien, rijkelijk laat in mijn leven. Een of twee keer, dat weet ik niet precies. Ik genoot ervan.
Maar ik heb hem ook een keer ontmoet. 
Het was bij de begrafenis van Lennaert Nijgh, december 2002. Ik zong twee liederen uit Winterreise van Schubert, omdat dat Lennaerts favoriete muziek was. Rob was er ook. Toen ik achter de kist aan liep passeerde ik hem. Hij knikte me toe en zei zacht: 'Mooi gezongen.' Ik zei: 'Dank je Rob.'
Fijner compliment heb ik nooit gehad.


vrijdag 14 maart 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog 58: Hasselt, en jarig


1. Hasselt

Tijdens het afgelopen zoele weekend waren we in Hasselt (B.). Gewoon, omdat we even weg wilden en niet ver wilden rijden. Hasselt kenden we niet en het lag binnen een straal van tweeënhalf uur snelweg. Hotel YUP was suspect met al dat zwart en goud en nep-marmer maar het was goedkoop, en het was maar voor een nachtje, dus vooruit: naar de Chinezen. 
De stad had een ideaal formaat voor een kort bezoek. Autoluw en alles nét op loopafstand. Omdat we een vergeten telefoonoplader uit de auto moesten halen liepen we na het Jenevermuseum en het eerste echte terras van het jaar op de Grote Markt terug naar de parkeergarage bij het station, en daarna weer terug naar het centrum om een restaurant te zoeken. De stappenteller App gaf die avond een score van ruim 15.000 passen aan, zo'n 12, 13 kilometer. De volgende morgen voelden we onze voeten en dachten na de Japanse Tuin, aan de buitenste ring gelegen, de bus naar het station te nemen. Maar de bus reed net weg en ach, het was zulk mooi weer. We zagen weer dezelfde straten en hadden het gevoel de stad inmiddels een beetje te kennen.
Met Hasselt is niet veel mis. Het is een plezierig kleinsteeds zusje van Maastricht. De sfeer is er gemoedelijk, iedereen is aardig. Er is heel wat moois te zien, je kunt er goed eten en drinken en het is er levendig, zelfs druk. Pas ons bezoek, de volgende dag, aan de Abdij van Herkenrode plaatste een paar geregistreerde dingen in een ander daglicht.

Met die abdij was veel mis. Op een enorm uitgestrekt terrein lag een laag, langgerekt klooster. De parkeerplaats duidde op een bloeiend toerisme. Maar al die bezoekers zaten in een grazige tuin zo groot als een voetbalveld. Te eten, te drinken. Het meisje aan de balie van het voormalige cisterciënzer vrouwenklooster vertelde dat de laatste nonnen jaren geleden naar een verzorgingstehuis waren verkast. Nu werd alles uitgebaat door horeca. En er was een belevingscentrum (o gruwel) waar middels audio en video de historie van de site werd verklankt en uitgebeeld door acteurs. Het dorre herbarium was nu een inspiratietuin. De allang verdwenen kerk (een ijzeren kunstwerk gaf een suggestie van het uiterlijk) werd binnenkort door een architect herbouwd, maar dan 'met glazen zuilen'. Feesten, trouwerijen, tentoonstellingen, zakenuitjes, congressen, dat was de markt die de abdij wilde veroveren. Internet leerde me, terwijl ik nipte van een lokaal bier Vesper, dat de plaats hier eigenlijk allang dood en begraven was. Toerisme Vlaanderen kocht de boel op, herbouwde grondig en pompte alles op met een indrukwekkende geschiedenis. 'Ridders en nonnen', dat werk. Zodat we nu onze Vesper konden drinken met de illusie dat we een ambachtelijk en traditioneel bier dronken, terwijl die kuise nonnen nooit een brouwerij hadden bezeten: deze flesjes kwamen, mooi gestiled door handige reclamejongens, uit een commerciële brouwerij in Bree. Want een beetje abdij moet toch een bier hebben.
Ik heb niets tegen het uitbaten van erfgoed en verwacht heus niet dat er in het Muiderslot nog steeds dichters en edellieden wonen. Maar de indruk van dure gebakken lucht was hier overweldigend. Een cultureel pretpark, Herkenrode, net als het nabijgelegen Bokrijk.


Met terugwerkende kracht leerde de ervaring ons de bouwputgaten in het Hasseltse stadsgezicht anders te interpreteren. Projectontwikkelaars zijn hier lekker bezig. De stad verkoopt zichzelf verbaal uitstekend, prima PR. De veryupping is allang ingezet en vooralsnog plezierig: niemand wil in een armoedig zooitje wonen en de sfeer van een charmante Limburgse provinciestad is nog te proeven op elke straathoek. 
Maar, reiziger, ik zou niet te lang wachten met Hasselt te bezoeken.

2. Jarig

Na de zoele dagen in Hasselt was het terug naar af. Na euforie komt dip, zeker als na lente winter terugkeert. Mijn verjaardag naderde en ik wilde maar niet in de juiste stemming geraken. 
De nacht voor ik 69 zou worden was het bijna volle maan. Ik sliep slecht en had een nare droom. Zeg maar gerust een nachtmerrie. Ik wilde mijn Nederlandse vertaling van Schuberts Winterreise zingen. Maar die paste niet. Sterker: het lied dat de pianist speelde kende ik niet eens. Hoe kon me dat ontgaan zijn, in mijn favoriete cyclus, die me al meer dan veertig jaar vergezelt, die ik tientallen malen heb uitgevoerd? Mijn lijfliederen, meer nog dan de liedjes die ik zelf heb geschreven.
Ik stond er beroerd van op. Bovendien deden duim, pols en elleboog pijn, de fysiotherapeut had me stevig aangepakt. Toen ik de kou in ging om boodschappen voor mijn verjaardag te doen sprongen de tranen me in de ogen. Ei Tränen, meine Tränen...
Na een half uurtje mediteren keerde de vechtlust terug. Gek dat je zoiets niet associeert met mediteren. 
Ik deed wat straffe ademoefeningen, sloeg Schubert open en zong vier, vijf liederen Winterreise. Om over die droom heen te piesen. Om te bewijzen dat ik geen oude, krakkemikkige en afgeschreven man was. De stem deed het goed. Een beetje oefenen en ik zou nog wel een tijd mee kunnen. 

Mijn oudste dochter kwam als eerste. Ze bracht de trui mee die ik had besteld bij het frauduleuze bedrijf Van Leiden Stijlhuis. Ik was verbluft. Was het dan toch...? Maar nee, ze had een bijna gelijk exemplaar gekocht bij Wehkamp. Het koningsblauw was marineblauw geworden maar dat was eigenlijk net zo mooi - zo niet mooier, vonden we.
Toen ook mijn vriendin, mijn zoon en jongste dochter er waren stelde ik voor: 'Wij zijn als familie altijd zo luidruchtig. Het is altijd reuze gezellig met elkaar, daar niet van, maar we denderen over elkaar heen. Laten we nou eens beginnen met een rondje. Iedereen vertelt wat hen bezighoudt en de rest luistert - maar onderbreekt niet.'
Het was weer net als in de Kliniek, waar elke dag zo begon. Mijn vriendin trapte af.  Iedereen luisterde aandachtig. Er werden een paar vragen gesteld. Daarna mocht ik. Winterreise en pols. Inmiddels had ik mijn bestelde brace ontvangen en die hield ik demonstratief omhoog. Zielige oude man. Inmiddels weer vrolijke oude man.
Daarna aten we een vieruurspasta. Die had ik lang niet gemaakt. Rundvlees dat zeker vier uur heeft staan sudderen in wijn, spek, uien, knoflook en tomaten. Als het uit elkaar valt is het goed. De ragout gaat over de pasta en wordt ampel bestrooid met versgeraspte Parmezaan. 
Om elf uur gingen we tevreden slapen. Mijn zoon fietste terug naar Zaandam. Mijn dochters gingen boven for old times' sake nog een aflevering van Buffy the Vampire Slayer kijken.
Topverjaardag.



vrijdag 7 maart 2025

WANDELEN

Voorheen Rookzanger liep met Rozijntje door het park. Ze hadden een wandelafspraak. Sinds ze elkaar beroepsmatig uit het oog verloren waren deden ze dat zo nu en dan. Voorheen Rookzanger herinnerde zich één keer duidelijk maar Rozijntje dacht dat het wel drie rondjes park waren geweest sinds de pandemie. Ze herinnerden zich wel meer dingen anders. 
Hij had haar voor het voormalige filmmuseum zien staan. Te vroeg, net als hij. Hij had nog geen kans gezien een goede openingszin te bedenken. Voor hij het wist waren ze in gesprek en in beweging, hoewel ze nog niet over richting en route hadden overlegd. Het overviel hem zoals de lente hem deze dag had overvallen. Die had er wel aan zitten komen, met al dat blauw en die stijgende temperaturen, maar nu het seizoen plotseling serieus aftrapte voelde hij zich slecht voorbereid. Als een kluizenaar had hij de dagen van de winter doorgebracht, met boeken, poëzie en luit en een vroeg bed, zijn ogen knipperden tegen het helle licht.

Blijkbaar is een openingszin niet nodig als je elkaar al dertig jaar kent. Je pikt iets willekeurigs uit de dag, iets wat je bezighoudt, en de ander reageert. Een inleidend gesprek wordt geboren, de rest komt later wel. Rozijntje kwam zojuist van de fysiotherapeut. Voorheen Rookzanger stelde een bezoek aan de fysiotherapeut juist uit, hoewel hij met een zelfgedraaide bandage om de pijnlijke pols liep. En hoe ging het met de kinderen, de katten? Rozijntje - zo heet ze niet echt, dat begrijpt u wel, het is de naam van een personage dat ze ooit speelde - leek hem iets beter in dit sociale spel dan hijzelf. Maar wist hij veel wat er in haar hoofd omging? Zij vond misschien zijn woordenstroom heel natuurlijk klinken.
In werkelijkheid voelde hij zich dermate geforceerd tot een plotselinge, in zijn eigen oren hese, spraakzaamheid dat hij het gevoel had naar zichzelf te luisteren als van een afstand. Een ogenblik overwoog hij iets te zeggen als: zo gaat het niet, ik ben zover nog niet, laten we opnieuw beginnen.
Maar natuurlijk deed hij dat niet en ondertussen sleet het "varkenslederen masker" (Reve) met de minuut en viel hij algauw weer samen met zichzelf.
Ze hadden op goed geluk de grote buitenpromenade gekozen, die hijzelf nooit nam, hij liep altijd ten minste de helft van het parcours binnendoor. Fietsers en wandelaars volop, vogels scheerden over met takken in de bek, honden blaften uitgelaten, de jassen gingen uit, de zon scheen feller en feller. Voorheen Rookzanger vertelde van zijn bezigheden van de afgelopen tijd, Rozijntje van die van haar. Ze wisselden ervaringen uit, praatten over hun beider uitstapjes uit het ooit zo stellig afgeroepen pensioen uit de zangwereld. Bespraken collega's, nét niet malicieus. Ze begrepen elkaar uitstekend. Opmerkelijk snel waren ze terug bij het Vondelpaviljoen.
'Zullen we nog een rondje doen?' vroeg Rozijntje.
'Een halfje dan,' zei de voormalige kluizenaar.


vrijdag 28 februari 2025

KWATRIJNEN


Het was een opgelucht gezelschap dat zich zaterdagavond in het Amsterdamse café Belcampo verzamelde. Het concert was uitstekend gegaan. Het Linnaeuskoor had overtuigend en gedisciplineerd gezongen, er was een talrijk en aandachtig publiek geweest, Felicity (vleugel) en Lucas (basklarinet en schalmei) hadden mooi gespeeld. Nu was de bar open. De buitendeur was op slot, dit was een besloten bijeenkomst. 
Zoals altijd bij dergelijke gelegenheden waren de gesprekken lekker speedy en open. Witte wijn smeerde de kelen en maakte de tongen los. Na een gesprek over de eigenaardigheden van het Nederlands, de eigenaardigheden van Simon Vestdijk en de gelijkzwevende temperatuur raakte ik met spreekstalmeester en penningmeester Nico aan de praat over het vervolg. Want ja, het enige nadeel van zo'n nazit is dat er stante pede vooruitgeblikt moet worden. Een oratorium-vereniging weet al weken of maanden vóór het concert wat er na de Matthäus op de lessenaar moet worden gezet (Die Jahreszeiten, het Requiem van Fauré?) - bij ons moet er ieder jaar een nieuw thema komen, waarbij passende teksten worden gezocht die door mij, dirigent en componist, op muziek worden gezet - want zo is het steeds gegaan sinds ik ooit de Linnaeus Cantate pasklaar voor dit, mijn geliefde koor, heb getoonzet. Tailor-made, customized. Ik wilde nooit meer anders en gelukkig (hopelijk) het koor ook niet. 

Jacob Israël de Haan dook op. De broer van een van Nico's favoriete schrijvers, Carry Van Bruggen. Het eerstvolgende optreden is ons jaarlijkse concert met Dodenherdenking, in de Zuiderkerk. Het repertoire daarvoor moet worden uitgezocht. Het plan rees om een selectie van De Haans kwatrijnen op muziek te zetten. 
De dag erna wandelde ik mee met onze tenor Hans. Als gepensioneerd stedenbouwkundige gidst hij regelmatig groepswandelingen door de stad. Terwijl we aanschouwelijk onderricht kregen in de Amsterdamse Art Nouveau, met zijn asymmetrische gevels en zijn sierlijke torentjes, herinnerde ik me een vorige wandeling. Door de Pijp. Hans vertelde toen over het boek Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan, en dat er tijdens de stadsvernieuwing van de jaren negentig alsnog een (dwars)straatje naar de schrijver was genoemd. Een handig straatje dat de buurtbewoners gelegenheid bood een stuk af te steken. 

Maandag las ik me in en ging ik zomaar ineens aan de slag. Inspiratie is een wonderlijk iets. Ik ben zacht gezegd niet dol op maandagen maar nu was er een drang in me om iets nieuws te gaan maken. Het eerste kwatrijntje, Onrust, stond algauw op papier.

Jacob Israël de Haan (1881-1924) kwam uit een groot Joods gezin. Zijn vader was voorzanger, chazan, in de Zaandamse synagoge. Hij doorliep de kweekschool, studeerde daarna rechten. Schreef poëzie en proza. Aanvankelijk was hij marxist en lid van de SDAP. Maar in de jaren 10 werd hij zionist. Hij emigreerde naar het toenmalige Palestina, waar hij correspondent was van het Algemeen Handelsblad. Inmiddels was hij van zionist fel anti-zionist geworden: niet om religieuze redenen (streng orthodoxe Joden waren tegen het zionisme gekant omdat er pas een Joodse staat kón en mócht komen, in hun ogen, als de Messias daadwerkelijk onder ons was), maar vanuit een geheel andere visie: hij pleitte voor een staat waarin Joden en Arabieren vreedzaam zouden kunnen samenleven. Hij zette zijn verbindende houding kracht bij door op portretfoto's te poseren in Arabisch kostuum. De orthodoxen in Jeruzalem waren niet blij met deze vrijgevochten Amsterdammer. En zoals hij de eerste was die een homo-erotische roman had gepubliceerd (het eerder genoemde Pijpelijntjes uit 1904) had hij ook de wrange eer, het eerste slachtoffer van een politieke moord in de regio te worden: op 30 juni 1924 werd hij bij terugkomst uit de synagoge met drie pistoolschoten om het leven gebracht. Niet zoals eerst gedacht de Arabieren, maar de zionistische organisatie Hagana bleek achter de moord te zitten. 

Naast Pijpelijntjes leeft De Haan vooral voort door zijn Kwatrijnen. Dat is een bundel, kort na zijn dood verschenen, van maar liefst 187 pagina's vol vierregelige gedichten. Het leest als een dagboek, gestart tijdens zijn reis, via onder meer Rome en Napels, naar Palestina. De verzen gaan vooral over zijn onrust, over het nieuwe leven daarginds, over jongens, over wijn, over heimwee, schuldgevoel, het dagelijks leven in den vreemde, over religie. Hoe wrang is het niet om, met de schrijnende beelden van het dagelijks nieuws op ons netvlies, het volgende te lezen:

Gaza

Hemel, wind en zwaluwen.
Wolken en hun schaduwen.
't Land, dat met zijn open pracht
Zoveel vrije zonen wacht.


vrijdag 21 februari 2025

SHEBA


Alleen wie katten heeft (een hond mag ook, denk ik) weet waarover ik praat. 
Vroeger kwamen de huisdieren op de tweede plaats. De eerste werd met uitsluiting van al het andere ingenomen door de kinderen. Was er iets met je katten (of hond, vooruit) dan was dat verdrietig en zorgelijk maar ik kan me niet herinneren dat het zo sfeerbepalend was als tegenwoordig. 

Mijn vorige huiskatten, Tijger, Obi en Dikkie, waren de eerste die zó belangrijk waren. De kinderen waren groot geworden en de harige huisgenoten waren onze gemeenschappelijke kinderen. Toen ze ziek werden en stierven, twee ervan op respectabele leeftijd, de derde te jong, was dat een tijd vol zorgen. Die beesten praten niet. Ze kunnen je niet vertellen wat eraan scheelt. Ze lijken wel met je te communiceren, op hun bekende aanminnige manier, spinnend en om aaien vragend, maar als ze zich in zichzelf terugtrekken door ziekte zie je pas dat elk contact met dieren een illusie is. Wat overblijft is het tegen beter weten in klooien met medicatie, de herhaaldelijke gang naar de dierenarts, het angstig letten op elke kleine verandering in hun gedrag. 

Drie van die noodlottig verlopen ziektegevallen achter elkaar schept een verwachtingspatroon. Noem het een trauma. Ik sprak streng tegen mezelf: die beesten, Snuf en Snuitje, zijn relatief jong en gezond. Goed, ze zijn niet lekker, ze eten niet, ze hebben de racekak. Maar dat gaat wel weer over, een mens heeft toch ook weleens een griepje? 
Ik sprak verstandig genoeg maar mijn ziel geloofde het niet. Alleen zó kan ik tenminste verklaren dat ik me gedeprimeerd voelde. En vooral moe: daar gaan we weer, dat wordt natuurlijk weer gezeul met die dikke ongelukkige beesten naar de dierenarts, het ene medicijn na het andere proberen, tussen hoop en vrees letten op twee vriendjes die plotseling elke interesse in jou verloren hebben en geen boe of ba zeggen - je moet maar raden hoe ernstig het met ze gesteld is. En waartoe? Het zal wel weer slecht aflopen.
(Ik keur dit niet goed, ik vind mezelf sentimenteel en een doemdenker bovendien.)

Mijn dochter die in de dierenverzorging geletterd is belde met de praktijk. De 48 uur van niet of nauwelijks eten waren voorbij, er moest iets gebeuren. Vanonder de douche hoorde ik het gesprek, van één kant, maar die was duidelijk genoeg. Tot mijn opluchting was het scenario niet meteen paniekerig. De katten hoefden niet gezien te worden, vooralsnog. Als een van ons langskwam met een monster van de ontlasting zouden ze daar een test mee uitvoeren die moest vaststellen of het een virus was dat door die rothonden op straat was verspreid, via onze schoenen, naar driehoog. Zo niet, dan was een wormenkuur raadzaam. En een zak met speciaal voer dat het maag- darmstelsel ontziet zouden we meekrijgen. 
Ik droogde me energiek af. Er was nog hoop.

Op straat, een strak in folie gewikkeld Sheba-bakje met het racekak-sample in mijn jaszak, trof me de onverwachte, geweldig weldadige zachte wind. Ik ritste mijn winterjas open. Daar was hij weer, de lente. Alles kwam heus wel weer goed.


Illustratie: "Autoportrait dans l'atelier" (1926), Tsuguharu Foujita (1886-1968)

vrijdag 14 februari 2025

KONINGSBLAUW


De trui trof me op een kwetsbaar moment. Ik had goed gewerkt en was tevreden over het resultaat, dat ik met een glas wijn erbij nog eens doorlas, eerder zelfverheerlijkend dan kritisch. Terwijl ik een link naar mijn nieuwste meesterwerkje op de sociale media zette verscheen daar de advertentie. Een gebreide trui met ritsje, koningsblauw, XL, merk Finn. Het was een koude dag en het viel me in dat ik geen goede trui meer had, de motten hadden met het laatste exemplaar korte metten gemaakt. Ik zoomde in, de trui beviel me.
Ik zeg er nu meteen bij, voor jullie gaan smalen over oude mensen die in allerhande doorzichtige internetvallen trappen, dat ik geen sukkel ben op dat gebied. Ik weet hoe de wereld werkt, min of meer. Ik neem geen snoepjes van vreemden aan, blokkeer onwelkome telefoonnummers en wis zonder een moment te aarzelen alle verdacht ruikende appjes en mails met aanmaningen, verzoeken en beloningen, of ze nu van mijn dochter komen of van de ANWB.
Op malafide advertenties ben ik blijkbaar iets minder bedacht. Vorig jaar heb ik bij een zogenaamd Amsterdams bedrijf een blouse met visjes besteld die uit China bleek te moeten komen - mijn eerste kledingaanschaf online. Op internet circuleerden - zag ik achteraf - waarschuwingen: dit was nep. Of, zoal geen totale oplichterij, dan toch gedeeltelijk. Je kreeg iets, zodat het bedrijf aan de minimale wettelijke verplichtingen voldeed, maar dat iets was vaak niet wat je besteld had. Mijn dochters schudden meewarig hun hoofd. Ik moest ook alleen bij gerenommeerde bedrijven bestellen, dat hadden zij me zo kunnen vertellen.
Het duurde even, maar de Japanse visjesblouse uit China arriveerde uiteindelijk, in goede staat, ongekreukt, en zowaar maakte hij zijn beloften waar. Je kon blijkbaar geluk hebben, of: de wereld was zo slecht nog niet - zie je wel. 

Ik schonk nog eens in, keek nog eens goedkeurend naar het koningsblauw en klikte zonder ál te veel wantrouwen op bestellen. Bovendien was dit ook geen obscuur winkeltje met alleen een postadres in Amsterdam maar iets dat heel degelijk Van Leiden Stijlhuis heette. Hun regels, voorwaarden, service en referenties leken dik in orde. Recensies waren er nog niet, het bedrijf bestond pas sinds december.
En kijk, daar zou een lichtje hebben moeten gaan knipperen. Een Van Leiden Stijlhuis moest, als het bestond, ergens vindbaar zijn, en niet alleen in hun eigen reclame op Insta en Facebook. Maar ik verwende mezelf met wijn en aaien over mijn literaire bolletje en negeerde alle rode lampjes. Ruim vier tientjes verwisselden van eigenaar, een koopje, want er was winter sale. Uitverkoop van een net opgericht bedrijf? Hm.
Er ging een week voorbij. Ik zette oogkleppen op en hoopte er maar het beste van.
De datum naderde waarop mijn trui verstuurd zou worden. Er was geen track-and-trace. Er was niet eens een verzendbevestiging of een betaalbewijs. Wel was er een klantenservice. Ik mailde, één keer, twee keer. Toen Google me meldde, dat mijn mails niet waren bezorgd omdat het adres niet bestond gaf ik de hoop uiteindelijk op. Ik was toch een sukkel, een snob bovendien, die op klinkende namen viel. Ik was opgelicht en had vijfenveertig euro verloren. Geen kapitaal, en als leergeld nog wel te doen, maar het bijbehorende gevoel was onplezierig. Een laatste beetje kinderlijke onschuld was met die centen verdwenen. De volgende dag staken Trump en Poetin de koppen bij elkaar over Oekraïne. Er was geen ontkomen meer aan en ontkennen baatte niet: de wereld was slecht. 

vrijdag 7 februari 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (57)

Vannacht had ik deze blog al geschreven. Plus een kortverhaal dat ik al lang in mijn hoofd had maar dat maar niet in de juiste vorm wilde schieten. Tot vannacht dus. Het enige wat ik nog weet van die woordenstromen die door mijn koortsige brein kolkten is dat ik met een gedetailleerde descriptieve precisie die deed denken aan het hoofdstuk van De ziener (Vestdijk) dat ik voor het slapengaan had gelezen, de verschillende fases van mijn slaap en halfslaap analytisch heb omschreven - een lappendeken van gedachten die buiten het normale tijdsverloop leken te vallen. Er is niets van over.
Ja toch: weinig overtreft het genot van eindelijk voelen dat je kunt slapen, gewoon, op je zij, en dan ook daadwerkelijk warm wegsuffen, als je eerst een tijd op je rug, hoofd door kussens ondersteund, hebt liggen wachten met dichtgeslibde neus en keel. Dat simpele genoegen van gewoon even dutten, gesteld tegenover de benauwdheid en het magisch realisme van de koortsdromen leek me een van de fijnste pleziertjes van de afgelopen tijd. 
Jammer is wel dat er zo weinig over is van al die openbaringen van vannacht. Dat verhaal was veelbelovend. Het speelde in de jaren zeventig, in een portiekflat in Nieuw-West, een tijd en een buurt die ik goed heb gekend. En het had een sobere toon die aan het vroege werk van Reve herinnerde, gemengd met een handvol surreële specerijen. De titel weet ik nog wel. Misschien dat ik het later, als de koorts weg is, weer kan reconstrueren. Wie weet.
Ik tik dit in ochtendjas en pyjama. Ik kan me niet heugen in ochtendjas en pyjama te hebben zitten tikken. De hele covid-periode ben ik kerngezond geweest en ook daarna was er weleens een klein ongesteldheidje, maar dat had nooit veel om het lijf. Zeker niet als je bedacht hoe er hevig aan serieuze kwalen werd geleden in mijn omgeving.
En nu is het dan toch zover.
Help, ik ben verkouden! 


vrijdag 31 januari 2025

KWANT

Hij zat een beetje onderuit in zijn stoel, handen op zijn buik, hoofd iets teruggetrokken in de nek, waardoor hij een onderkin toonde. Een echte boeddhistische houding zou je bijna zeggen, hoewel de juf juist aandringt op een rechte rug. Hij was vrijwel haarloos. Kale, witte schedel, geen wenkbrauwen. Forse, vlezige neus, een onderlip die uitstulpte als bij een pruilend kind. Om elke opmerking of gebeurtenis die buiten het strikt routineuze viel giechelde hij, een hoog nasaal gegrinnik. Ik kon niet bepalen of hij zich verveelde en een beetje melig zocht naar tamelijk willekeurige aanleidingen om te giechelen, of dat het een innerlijk ongemak was dat hij trachtte te verbloemen met deze blijk van vrolijkheid. Ik dacht toch het laatste. Zou hij wekelijks naar het zenklasje komen als hij een staat van verlichting had bereikt, van permanente verwondering en kinderlijke verrukking? Nee toch? En aan wie deed hij me toch denken, deze vreemde meneer?

Er was trammelant geweest. Drukte in mijn hoofd, en ook in mijn omgeving speelde er van alles. Volgens de astrologen kwam het door de conjunctie van maar liefst vier of vijf hemellichamen - die zou voor onrust zorgen. Voeg daarbij het stormachtige weer dat een periode van nevelige duisternis had opgevolgd en de meteopaat in mij had het moeilijk (zoals hij inmiddels door het bijna lenteachtige licht weer is opgevrolijkt).
Ik lees, terwijl ik deze 'aandoening' google om me te vergewissen van de juiste spelling, dat maar liefst 50 tot 70 procent van de Polen last heeft van stemmingswisselingen bij nadrukkelijke weersverandering. Aha! Mijn oma heette Grabijn, een vernederlandsing van Grabin. Haar oudst traceerbare voorvader moet via Friesland en Noord-Duitsland uit Polen zijn gekomen, waar verschillende plaatsen van die naam liggen. Mijn mete(re)opathie is dus een atavistische aandoening, een erfstuk!

Om soelaas te vinden liet ik 's avonds Vestdijk en andere zware kost voor wat die was en nam mijn toevlucht tot beproefde bedlectuur. Lezen kun je dat niet noemen. Het is meer brevieren. Ik lees Bommel zoals een priester kalmte in zijn gemoed brengt met flarden van de Heilige Schrift. Ik kijk vooral plaatjes en laat mijn fantasie de vrije loop, ongehinderd door de fabel (die meestal tegenvalt, vooral de doorwerking, na een veelbelovend begin) en me beperkend tot een alinea hier of daar waarin ik de betovering hoop terug te vinden die ik in mijn jeugd destilleerde uit de avonturen van Heer Ollie, Tom Poes, en al hun zwartwit getekende verhaalgenoten.  
Plotseling schoot me te binnen aan wie de giechelende Boeddha me deed denken. Aan het vreemde witte mannetje dat uit de aarde opduikt als Heer Bommel, na een indringende droom, een gat bij een mijlpaal heeft gegraven. Even later komt het kereltje voorrijden met de bus naar Goesting, een vakantieland dat elke fantasie mogelijk maakt zo lang je er maar in gelooft.
Een rare kwant inderdaad.

vrijdag 24 januari 2025

DROOG

De Droge Maand zit er weer bijna op. Regelmatig verschenen er de afgelopen weken advertenties op mijn Facebook-tijdlijn voor boeken van het type 'een jaar zonder alcohol'. Blijkbaar hadden de beoefenaars van Dry Januari behoefte aan wat morele steun uit de hoek van ervaringsdeskundigen. 
'Als je nou handig bent,' mompelde ik tegen mezelf, 'speel je op die mode in. Jij hebt toch ook zo'n boek geschreven?'

Het manuscript van wat het boek Dorst - kroniek van een 'romantische' obsessie zou worden lag al sinds 2007 in de la. Het was het opgesmukte dagboek van een halfjaar zonder drank, toentertijd een hoognodige opfrisbeurt en een nieuwtje: ik had ooit, lang geleden, weleens een maand zónder geleefd (in januari, jaja) maar dat was het wel - voor de rest had ik sinds pakweg mijn twintigste vrijwel geen dag droog gestaan. 
In 2011 stuurde ik het boek (het was inmiddels drastisch bewerkt en opgerekt tot een fatsoenlijke lengte) naar een handvol uitgeverijen. Geen sjoege, maar een jaar later verscheen bij een ervan, De Geus, een boek van Esther Gerritsen met dezelfde naam. Ik vond dat toen verdacht maar nu denk ik: wie weet hoe lang Gerritsen dat boek al in de la had liggen?
In 2018 besloot ik het zelf maar uit te geven. Het moest de wereld in, vond ik. Ik ging in zee met een gratis doe-het-zelf-uitgeverij, mijn dochter maakte een mooi ontwerp voor de kaft, en ik verkocht er net genoeg van om het gevoel te hebben, dat het inderdaad onder de mensen was geraakt; de mensen, die ertoe deden. 

Ik riep mijn titel tevoorschijn. Beetje reclame kon sowieso geen kwaad, ik stond nog steeds achter die tekst. Bij Bol.com vond ik het vertrouwde plaatje van de aap die een fles omarmt, maar er stond bij: niet leverbaar. Wat? De essentie van die POD-uitgeverijen is toch juist, dat er altijd, desgewenst één exemplaar uit de pers kan rollen? Had het soms iets te maken met de naamsverandering? Mijnbestseller was internationaal gegaan en onlangs Bookmundo geworden. Ik moest daar een mailtje aan wagen. (En op het moment van schrijven moet ik dat nog, als ik tenminste het wachtwoord dat bij mijn account hoort ergens kan vinden).

Een bestelling die wel soepel verliep was die van mijn cd Therapeutisch Liedboek (2004). Nog twee en de voorraad is op. De besteller vroeg of de teksten erbij zaten. Ik antwoordde negatief, maar schreef dat ik al heel lang het plan had die teksten online te zetten, ik zou daar snel een begin mee maken. 
Inderdaad sloeg ik nog diezelfde dag de ringband open waarin ik mijn eigen liedjes bewaar. Ik zag al gauw dat de verzameling niet compleet was, de resterende teksten van het Liedboek zou ik moeten uittikken terwijl ik de cd afspeelde, iets waar ik niet bepaald naar uitzag.
Wel vond ik een paar teksten die ik totaal vergeten was. De meest opvallende was een Engelstalig vers dat On The Wagon heette. Ik meende me te herinneren dat ik het had geschreven toen ik in 2009 of 2010 van de drank probeerde af te blijven, maar het bleek anders: de tekst zag het licht op dinsdag 13 februari 2007, aan het begin van dat halfjaar zónder dus. De bijbehorende muziek is verloren gegaan maar die ging, volgens de ondertitel, "Op de manier van Johnny Cash".
Wat ik niet begrijp is dit: ik heb van alles uit de kast getrokken (oude brieven en dagboeken, zelfhulpboeken en encyclopedische kennis) om van Dorst een volwaardig boek te maken met meer dan 200 pagina's. Waarom heb ik On The Wagon niet overgetikt?

I've been on the wagon for five weeks now
Wanna leave this desert but I don't know how
Cos' all I can see is rock and stone
And ev'ry ole river is as dry as bone

Then at the end of a long day's ride
A little devil says: 'You know, you might...
You can reach the end of the desert soon
Why don't you ride up to that local saloon?'

It's a nice little place, comfy and warm
I'm tired and thirsty and go in unarmed
And the bartender asks: 'What will it be?
We've got soda and lime or herbal tea...'

I've been on the wagon for five weeks now...

So it's back to the road and I plod on
And for the time being temptation is gone
But then comes the fall of a pitch-black night
And my soul is too weak for the oncoming fight

Says this cunning devil: 'Why not take a sip?
You need some comfort on this lonely trip...'
So I grope for the bottle with tremblin' hands
Just to find it was emptied by some of my friends

I've been on the wagon for five weeks now...

(Illustratie: Achdé)

dinsdag 21 januari 2025

Lennaert ... 80?!

 

In december 2022 brachten we voor het eerst de theatrale ode aan Boudewijn de Groot en vooral Lennaert Nijgh die we Wat geweest is, is geweest hadden gedoopt. De aanleiding was toen de twintigste sterfdag van Lennaert. We zongen en speelden een dik uur prachtige liedjes en ik las voor uit de soms hilarische, soms ontroerende brieven die Lennaert me schreef van 1991 tot aan zijn dood in 2002.

In de tijd daarna hebben we het programma nog een aantal keer uitgevoerd, nu ook in grotere zalen. Het moest daarvoor aan iets andere eisen voldoen, er moest een pauze in, bijvoorbeeld. De consequentie daarvan was dat we het uitgebreid hebben met een paar feitelijk onmisbare klassiekers, zoals Meisje van zestien, Malle Babbe en Apocalyps. 

Onze uitvoering van het geliefde en nog steeds bladfrisse repertoire bleek in de smaak te vallen. De laatste keren speelden we voor een uitverkocht huis, waarvan de Cultuurkoepel in Heiloo met 500 bezette stoelen het voorlopige hoogtepunt was.

Inmiddels heeft ook Boudewijn zelf zijn waardering voor ons initiatief (én onze uitvoering) uitgesproken en daar zijn we natuurlijk best trots op. 

Op 29 januari zou Lennaert Nijgh 80 jaar zijn geworden. Om dat te vieren spelen we Wat geweest is, is geweest nogmaals in het kerkje waar het in 2022 begon - nu in de uitgebreide versie.

Jan-Paul van Spaendonck - zang en gitaar, voordracht
Martijn van Spaendonck - zang, gitaar, mandoline en percussie
Jenny van de Wateringen - zang, gitaar, fluit en percussie

Zondag 26 januari 2025
15.00 uur
Noordeinder Vermaning
Noordeinde 18
1485 EV Noordeinde

Toegang 15 euro

Foto: ⓒ Gijsbert Hanekroot, 1971


vrijdag 17 januari 2025

VESTDIJK


'Ik praatte door, met een flux de bouche, waarop de wrakstukken wegdreven van tegenwerpingen, lachbuien, vloeken, en ophitsende stemmen achter mijn rug.'

Beethoven heb ik pas laat leren waarderen. Naar een vanzelfsprekende reputatie hoefde je niet om te zien, dat was al genoeg gebeurd. Liever zochten we de prikkels van het obscure. Dat er iets scheefs aan was om alle opusnummers van Skrjábin uit je hoofd te kennen maar niets van Haydn te weten heb ik pas later begrepen. Ik moet vaak denken aan onze muzieklerares. Op ons verzoek behandelde ze Le boeuf sur le toit van Darius Milhaud. Ze vond het wel aardig, maar, zei ze, op haar leeftijd hield ze steeds meer van Mozart. Toen beschouwde ik dat als een blijk van seniliteit, nu begrijp ik het heel goed.

Mijn kennis van de Nederlandse literatuur begon bij Wolkers en 'de grote drie': Mulisch, Reve en Hermans, schrijvers die tot wasdom kwamen in de tijd dat ik leerde lezen. De hele periode daarvoor sloeg ik over (Du Perron en Ter Braak waren slechts namen uit een lesboekje) en pas bij Nescio en Couperus was ik weer thuis. Zo kwam het dat ik Simon Vestdijk heb gemist. Die reputatie was net als die van Beethoven zo alles overschaduwend dat ik een geeuw niet kon onderdrukken. Later besefte ik de lacune in mijn opvoeding wel en als ik eens een boek van Vestdijk tegenkwam sloeg ik het nieuwsgierig open. De eerste bladzijden die ik op die vluchtige manier las bevestigden mijn vooroordeel. Ik had begrepen dat Vestdijk een veelschrijver was, een bijkans manische auteur die, als hij een boek voltooid had en het nog geen bedtijd was, gewoon aan een nieuwe roman begon. Zo troffen die eerste zinnen me ook: in medias res, met de deur in huis. Geen iconische, op zichzelf staande literatuur, maar een vrij willekeurig onderdeel van een oeverloos oeuvre. 

Onlangs lag er weer eens een boek van hem in het weggeefkastje in mijn straat. Ik nam het mee en begon in een luwte tussen twee andere boeken erin te lezen. En verdomd, daar raakte ik toch geboeid. Wat ik hier in handen had (De dokter en het lichte meisje) was bepaald geen Beethoven. Het was een vreemd, wild boek. Een bij vlagen gezellig uitdagend doktersromannetje met complexe monologue intérieur, onbegrijpelijke, op associatie drijvende passages, over elkaar heen buitelende, bijna hallucinante beelden, smoezelige en bepaald niet woke erotiek, oneliners van aforistische kwaliteit, in een stijl waarin alles kon en mocht: Dickensiaanse gelede zinnen, jargon en spreektaal, vlotte dialoog, hortende weglatingen (...) à la Simenon, lyrische beschrijvingen en buikige humor. Ik snapte lang niet alles, leerde nieuwe woorden (buspatienten, zachts) en na ruim honderd bladzijden was er nog steeds geen lijn of plot in te ontdekken, anekdote reeg zich aan anekdote, handig aan elkaar geluld. Had ik hier soms te maken met zowel een (nog steeds) moderne roman als met een voorloper van het postmodernisme?

Ik herinnerde me hoe het destijds met Mulisch gegaan was, met Conan Doyle en met Dickens. Als de lust me overviel om van deze nieuwe ontdekking meer te lezen, kon ik nog wel even voort. De rest van mijn leven misschien wel, want Vestijk was, als gezegd, met alleen al 52 romans, een veelschrijver.
Het was me inmiddels duidelijk geworden dat ik dit merkwaardige boek ging uitlezen en ik besloot een bezoek te brengen aan het grootste weggeefkastje van de stad. In de ...-straat bevindt zich, achter een poort en in een tunneltje dat leidt naar de binnentuinen, een ware bibliotheek van maar liefst twintig boekenkasten. Het is een buurt waar veel leraren wonen en dat is te zien aan de boeken, weinig pulp, veel literatuur. Dit keer ging ik met een bepaald doel en vlooide ik de twintig kasten systematisch door. Ik zag veel dat mijn begeerte wekte maar ik dacht aan de voor driekwart volle vuilniszak die thuis in mijn gang staat: sinds ik een pakje jeugdfoto's kwijt ben doorzoek ik mijn huis grondig en alles wat me treft als écht overbodig belandt in die vuilniszak; en mijn boekenkasten puilen sowieso uit. Zo versmaadde ik zelfs een mooie, in smetteloos linnen gebonden, vuistdikke uitgave van Ulysses in de vertaling van Paul Claes en Mon Nys.
Maar van Vestdijk geen spoor! Wat je zoekt vind je niet. De wet van de kringloopwinkel. 
Was Vestdijk zo geliefd dat niemand zijn boeken wegdeed? Was er vóór mij een verzamelaar geweest die de kasten had afgeroomd? 
Teleurgesteld ging ik naar huis met een troostrijke eerste druk, harde kaft, van Reve's Tien vrolijke verhalen en twee boekjes van Jack Vance, voor mijn broer. Van James Joyce had ik nu al spijt.


zaterdag 11 januari 2025

FOTO'S


Voor me ligt een stapeltje foto's. Floor en Maartje kijken me lachend aan, Floor heeft een brandende filtersigaret tussen haar vingers, wat ik een raar gezicht vind. Glenn speelt, voorovergebogen, het zwarte haar valt schaduw-brengend over zijn gezicht, op zijn sunburst Gibson. Jan Hart zit ernstig achter zijn drumstel, een stokje klaar om toe te slaan. Een andere jongen, met een licht gekleurde bril en een bloemenbloes, ken ik niet, maar ik weet uit de context dat het Rob van de Weert is, de Osdorpse Jimi Hendrix, zoals Glenn de Jimi Hendrix van Slotermeer was.

Ik heb de foto's, die dateren uit de jaren zeventig, gekregen van Michel Hobbij. Ik was klaar met de eerste opzet van een verhaal over Wilfred, mijn jonggestorven jeugdvriend en de bassist van onze diverse bandjes, toen ik besloot dat het verstandig zou zijn om de lacunes in mijn geheugen op te vullen. Uit mijn dagboek leerde ik dat ik vlak na Wilfreds dood in 1996 foto's en een cassettebandje had gekregen van deze Michel, evenals ik een Cartesiaan, maar drie jaar jonger. Hij had destijds de nalatenschap van mijn betreurde vriend beheerd en gezorgd dat alles goed terechtkwam.
Michel was makkelijk op te sporen, die achternaam hoor je niet vaak. Hij had als fotograaf een website. Ik stuurde een mailtje: ben jij de Michel, die...? Raak. Hij belde en we maakten een afspraak. Gisteren hebben we samen in café Belcampo in de Hallen het gemeenschappelijke verleden doorgenomen. Niet alleen het onfortuinlijke verhaal van onze vriend, er bleken ook andere raakvlakken. We hadden dezelfde vrouw bemind, zij het in verschillende tijdperken: daarover kon ik hém een update geven, hoewel die ook alweer twee decennia oud was.
Hij haalde een stapeltje foto's tevoorschijn. Een aantal wilde hij zelf houden, de rest mocht ik hebben. Zo kreeg ik na bijna dertig jaar een mooie aanvulling op de foto's die hij me destijds had gegeven. 

Januari is de maand van de herinnering. Ik hoef er mijn blog maar op na te slaan. Vele stukjes schreef ik rond deze tijd die het (meestal verre) verleden als onderwerp hebben. Ik heb daar verklaringen voor gezocht en ook gevonden, de een wat plausibeler dan de andere. Ik laat het op heden maar liever bij de vaststelling, dat in dit niemandsland tussen de decemberfeesten en het nog niet goed op gang gekomen nieuwe jaar de gedachten een beetje ronddobberen zonder zich nog te hechten aan dringende zaken, en de herinneringen vrij spel hebben.

Ik ga op zoek naar die ándere foto's, die uit 1996, en kan ze niet vinden. Ze moeten ergens zijn maar ik kan niet bedenken waar dan toch. Gelukkig heb ik ze vrijwel allemaal digitaal, in de loop van de tijd heb ik de meeste als illustratie gebruikt. Behalve een, uitgerekend de foto waarop ik op Wilfreds jongenskamer een sunburst gitaar bespeel, de western gitaar van Wilfred, en bijna net zo mysterieus kijk als Glenn. Kerstmis 1970, Wilfreds verjaardag. Ik draag leren laarzen en een donkergroene trui. Alleen al om die foto moet ik doorzetten tot ik het mapje (doosje?) gevonden heb.

Onderweg kom ik van alles tegen dat mijn aandacht trekt en vasthoudt. Zoals dit gedichtje, gezien het onderwerp te dateren in maart 1986:

De wind woei door ons haar,
't anachronistisch lange.
Je zei: 'Wie dertig is,
is jonger, goed beschouwd,
dan wie het nog moet worden.'

Je had gelijk. Wat eerst
iets vanzelfsprekends was
(de jeugd als levenslucht)
wordt plotsklaps iets om on-
vermoeibaar na te streven.


[Foto: Paul Veen]

zaterdag 4 januari 2025

SOEPGANZEN


Am bam - de fluit van Pan had zeven gaten. Geen kon het dansen laten.
Eén been had hij maar dansen moest hij op één been door de wei...

Na het opzeggen van dit vers stapt Nifterik van Spa van het vliegend vloerkleed Kamerbreed en is als bij toverslag verdwenen in het niets, terug naar waar hij vandaan kwam. De Hamelaars laat hij verwonderd achter terwijl die toch echt wel het een en ander gewend zijn sinds ze de wereld van gnomen, trollen, nixen en andere sprookjesfiguren zijn binnengegaan.
Het is aflevering 43 van de nog lang niet afgelopen serie Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? Nifterik van Spa (van Bakzeil tot de Bokkebocht) wil niet mee naar Wenzela de IJsheks, vandaar. Hij wordt gespeeld door de op dat moment 61-jarige Jan Hundling (1914-2003). Afgelopen oudjaar zeiden we hem zijn spreuk na en zagen we hem weer zijn stap in het niets doen.

Ik had nog niet heel vastomlijnde plannen om dit blog na vijftien volgeschreven jaren misschien niet uit de lucht te halen, maar dan toch zodanig terug te schroeven in frequentie dat de wekelijkse druk om een stuk proza te produceren zou verdwijnen. Ik stelde me voor het om te dopen tot Voorheen Rookzanger - De toegift. Of: Encores en allerlei. Die gedachte gaf me rust. Iets netjes afronden, en nog wat vrijblijvend doorspelen als de pet zo stond - was dat niet mooi?

Gisteren, vrijdag, blogmiddag, liep ik over straat. Ik ging naar de Appie om een mooie biefstuk te kopen die me moest troosten nu alles na de januaridrooglegging zo sober en saai was; dat stukje van de lende zou de leegte van die onthouding hopelijk omtoveren tot een kwaliteit. Op de hoek van de Reijnier Vinkeleskade was ik getuige van de migratie van de soepganzen. 
Om de een of andere reden hangt er daar altijd een schooltje van die traag schommelende, voornamelijk witte vogels rond. Vaak in het plantsoentje aan de rand van de weg. Nu waren ze de J.M. Coenenstraat aan het oversteken, tergend langzaam. Een vrouw op een fiets stapte af en gidste ze als een verkeersagent of klaar-over naar de veilige overkant. 
Toen ik terugkwam uit de super had de school, nu zonder hoedster, besloten dat het gras toch niet groener was aan de overzijde en hobbelde de weg weer op, zonder op of om te kijken. Auto's stopten, gelukkig was het deze derde januari stil in de stad. Drie bereikten ongeschonden de overkant. Een vierde anser unox bleef achter in het plantsoen. Gauw zou het donker worden. Ik liep maar snel door met mijn biefstuk, een tros bladpeterselie en een bakje zoete cherrytomaatjes. 

Ik aarzel nog wat ik ga doen met dit blog. Mijn voortvarend besluit is met de komst van het nieuwe jaar verdwenen. Het nieuwe jaar brengt helaas nooit meteen die frisse alles-is-anders-stemming die je je tijdens de donkere decemberdagen voorstelt. Dat neemt altijd wat tijd. Ik houd u op de hoogte.

Voor nu: Een gelukkig en gezond 2025 toegewenst!