vrijdag 1 maart 2024

In memoriam Boris Rousseeuw


Ik kwam van de tandarts waar ik een ontstoken kies had laten trekken. Tien uur 's ochtends. Het regende een beetje. Ik wist precies wat ik met de dag ging doen. Mezelf zo goed mogelijk verdoven, met pillen eerst, en in de namiddag met een stevige rode wijn. Verder niets. Ingesponnen in een cocon van dragelijke pijn de tijd laten verstrijken. Thuis ging ik op bed liggen. De katten kwamen er meteen bij. Uit de huiskamer klonk het lispelen van water. We hebben ons laten verleiden tot een keramische drinkbak met een fonteintje. Het deed me denken aan de cd die ik vroeger opzette in tijden van stress: Echoes of Nature. 'Birds at dawn', 'rainforest at night', beekjes en branding, dat werk. Op repeat. Het idee kwam van Geerten Meijsing, die een plaat met tsjirpende cicaden had, om zich nog een beetje in Italië te voelen.
Ik scrolde langs de media. Insta, FaceBook. Opeens was daar die rouwkaart. Boris Rousseeuw. Dat kon niet waar zijn, ik had hem pas nog gezien. In een kinderlijke impuls sloot ik mijn telefoon en zette hem opnieuw aan. Het bericht was er nog, Boris was nog steeds dood. Een golf van verdriet sloeg door me heen.

Ik leerde Boris kennen via Geerten. Hij zou een bibliofiele uitgave verzorgen van de Sonetti lussuriosi van Pietro Aretino, te vertalen door Geerten en mijzelf. Ik geloof niet dat Boris mij wantrouwend bezag, maar enigszins scheef was de verhouding wel. Ik werd naar mijn gevoel toch vooral gedoogd omwille van mijn bekende vriend. We lunchten bij Geerten, signeerden de katernen. Boris deed zijn beroemde Komrij-imitatie, die ik nog vaak zou horen. Zijn Vlaamse tongval verruilde hij moeiteloos voor de krassende hete aardappel van de Winterswijkse dichter.
In het kielzog van de geslaagde Italiaanse sonnetten was Boris zo goed om een boekje uit te geven met een 'correspondentie in haiku' tussen Robert Eksteen en mijzelf. De weg van de nap. Een kleinood in een schuifdoosje, met prentjes van mijn dochter Rosanne, die Boris met engelengeduld inkleurde met waterverf. 
In de jaren die volgden zag ik hem zo nu en dan, als hij in Amsterdam moest zijn. Op een boekenbeurs of in een café. Helemaal op mijn gemak was ik die eerste tijd nooit. Hij sprak over de ins en outs van een milieu waarmee ik niet erg vertrouwd was. Alleen mijn vriendschap met Geerten was een punt in mijn voordeel, want Boris bewonderde hem. Onze gesprekken openden meestal met de vraag: Hoe is het met...?

Onze omgang veranderde toen hij had ingestemd met de uitgave van mijn Heine-vertalingen. In 2020. We correspondeerden uitgebreid over de inhoud. Boris had smaak en dacht mee. Ik leerde toen een paar kenmerkende trekjes van hem kennen. Als ik niet duidelijk een vraag stelde, antwoordde hij niet. En hij was gul met complimenten, net zoals hij het eerlijk zei als iets hem niet beviel. Oprecht en integer, die indruk maakte hij. Misschien een tikje wereldvreemd, want de wereld hangt van gevlei, compromis en goede tact aan elkaar en aan zulke sociale smeermiddelen deed hij niet. In plaats daarvan hanteerde hij een soort rustige, ouderwetse wellevendheid.  
Al snel in onze correspondentie kwam hij met het verontrustende bericht dat hij leed aan myelofibrose. Hij was van nature optimist, zei hij, maar ik moest er rekening mee houden dat de Heine-bundel later dan gepland zou verschijnen, of misschien wel helemaal niet. Over zijn ziekte was hij open en tamelijk laconiek, althans naar buiten toe. Met een beetje geluk kon hij nog een poos mee maar zeker was dat allerminst.
We vierden het verschijnen van De Lorelei en andere gedichten met een etentje in zijn tuin aan de rand van het bos. Ballekes in tomatensaus, patatten, daar was hij goed in. We dronken zijn favoriete wijn, een Colombard uit Gascogne, licht en verkwikkend. Kikkers kwaakten in de vijver, de zon scheen uitbundig, en aan ziekte dacht niemand tenzij het Covid was. Kluizenaar Boris had me dapper een hand gegeven, zijn vrouw Martine hield zich maar liever aan de richtlijnen. 
Na Heine kwam, op zijn verzoek, Louis Aragon. Daarna Eichendorff en Hesse. Bij een volgende warme lunch waaierde het gesprek uit naar gemoedelijke regionen. Mijn vriendin herkende een collega tuinier. Literatuur en schrijvers maakten plaats voor mispels en kweeperen, de spechten in de boom, alle drie de soorten, bont, zwart en groen. Portugal, waar zijn stiefdochter woonde. En onze kleinkinderen, want hij was juist bompa geworden en ik was voor de tweede keer opa geworden in de nacht voorafgaande aan ons Heine-etentje.

Het voorbehoud verdween naar de achtergrond en ik begon in het volste vertrouwen aan een vijfde deel met vertaalde gedichten. Friedrich Rückert. In mei zou hij eraan beginnen. Maar Liederen van de gestorven kinderen zal niet verschijnen.
Ik mis een eigenzinnig, goedlachs, geestig, erudiet, beminnelijk mens, een geduldig en precies ambachtsman, een kunstenaar en een levensgenieter. Een mens zoals er geen tweede is.


Boris Rousseeuw: 1 november 1959 - 27 februari 2024


Geen opmerkingen: