dinsdag 27 september 2022

PING


Mijn vriendin bracht me tot aan de deur van het Zuiderbad. Ik zwaaide met een dramatisch vertrokken kop die zeggen wilde: zij die sterven gaan groeten U, en liep moedig de monumentale trap op. Tweeëntwintig baantjes later voelde ik me een stuk opgeknapt.

De middag ervoor was er tijdens het stemmen een stukje van mijn luit afgebroken. Een kwetsbaar uitsteeksel waardoor de pen gaat waarmee je de hoogste snaar, de chanterelle, stemt. Dat was de tweede keer dat het gebeurde. De eerste keer was aan het eind van onze vakantie in Frankrijk. De lijm waarmee een eerdere breuk was gerepareerd was gaan smelten door de extreem hoge temperatuur die in de auto had geheerst. Het breukvlak was gaan wijken, maar had zich de hele week goed gehouden. Pas bij het inpakken en afwassen op vrijdagavond klonk er een "ping". Ik keek verbaasd naar het instrument dat uit zichzelf die alarmerende toon voortbracht en zag dat stemknop en snaar er los bij hingen. 
Een paar dagen later ging ik naar Sacksioni, mijn vertrouwde gitaarreparateur. Bij mijn binnenkomst riep Harry de Jong, de baas, opkijkend van zijn werk: 'Wat is dat? Een luit? Ha, nee, daar begin ik niet aan. Al die kromgebogen latjes...'
Ik legde uit dat het niet om het tere peervormige lijf ging maar om een onderdeel van het stemmechanisme.
'Laat maar eens zien dan,' zei hij aarzelend. Ik ontblootte de luit en wees op het euvel.
'Daar heeft een koekenbakker aan gezeten,' was zijn oordeel.
Hij zou het wel opnieuw lijmen en met een blokje hout verstevigen.
Een week later had hij die reparatie tot onze tevredenheid uitgevoerd. Het voelde stevig aan en ik ging enthousiast verder waar ik gebleven was, in de oefeningen voor beginners van de Lute Society. 
Tot ik afgelopen vrijdag de onwillige g-snaar omhoog wilde draaien. Er klonk het scherpe geluid van brekende, brosse lijm. Harry had superlijm gebruikt omdat de eerdere reparatie met konijnen- of beenderlijm was gedaan, vraag me niet waarom. Ik vloekte hartgrondig. Mijn vriendin stond erbij en had met me te doen. Ze weet dat deze luit de afgelopen zomer mijn nieuwe liefde is geworden en dat ik er veel over getobd heb. Ik had bij de impulsaankoop toch ietsje beter moeten opletten. Ik vloekte nogmaals, machteloos. Dit was het einde, geloofde ik op dat moment. De nieuwe luit die ik mezelf al had beloofd zou er versneld moeten komen en deze zou wel op de vuilnishoop eindigen. Wat kon ik er nou nog mee? En ik had net voor bijna zestig euro nieuwe snaren besteld!
De machteloosheid was geen bedwongen woede, eerder een soort kinderlijk zelfmedelijden. Ik schonk mezelf een groot glas witte wijn in en leegde dat schielijk. We liepen door de regen naar de buurtpizzeria in de Albert Cuypstraat. Daar pruttelde ik nog een tijdje na maar mijn vriendin reikte me een touwtje aan waarmee ik me uit het moeras van zelfmedelijden omhoog kon trekken. Ik moest die twee dingen los van elkaar zien. Een nieuwe luit was één, wat met deze te doen - twee. Op het eerste kon ik me verheugen, het tweede kon ik nog even voor me uit schuiven. Ik vroeg een grappa bij de rekening en we haastten ons naar Rialto aan de Ceintuurbaan. Ik had kaartjes voor een filmhuisfilm waarmee ik mijn vriendin een plezier dacht te doen. 
In Rialto mag je je consumptie mee de zaal in nemen. Ik dronk aan de bar snel mijn glas leeg en wapende me met een verse Westmalle tripel tegen bijna twee uur Finse misère. Na anderhalf uur moest ik nodig piesen. En ik snapte geen moer van de film. Iets met mijnbouw, en rendierteelt. Sombere beelden, onbegrijpelijke, sombere types. Onsamenhangende scènes. Iets van de zielige stemming van die middag kwam terug. Dit hoefde ik toch niet uit te zitten? Zelden had ik zoiets saais gezien. Ik verliet de zaal, ging naar de wc, bestelde aan de lege bar een glas wijn, appte mijn vriendin dat ik niet meer terugkwam en ging naar de klok zitten kijken.

Vanmiddag ben ik toch maar weer naar de gitaarwinkel geweest met mijn geblesseerde dame. Harry zal eens zien wat er verder op te verzinnen valt. Ik wacht nog even met het aanspreken van mijn spaargeld. Een nieuwe luit kan altijd nog. De snaren zijn inmiddels gearriveerd. Die krijgt ze als pleister op de wonde, als ze van de dokter terug is. 


Illustratie: Zelfportret als luitspeler (circa 1663-1665), Jan Steen (1626-1679)


Geen opmerkingen: