dinsdag 30 juni 2020

RATSMODEE

Het weer sloeg drastisch om. Slechte dagen voor de meteosentitieve mens. De warme cocon van een vroege zomer werd uiteengereten door een felle wind. Weg was de lome sfeer, verwaaid; de verwarrende onrust sloeg genadeloos toe. Vrijdagavond laat had ik nog, na een barbecue in de beschutte tuin van mijn vriendin, bloot door de warme regen gelopen om de roetvlekken van me af te spoelen, nu leek dat een herinnering aan een andere tijd, aan een onschuldig, idyllisch verleden.
Zondag had ik afgesproken om een liedje op te nemen met mijn zoon. Maar die moest eerst een auto ophalen in Assen. Mijn vriendin en ik pasten ondertussen op onze kleindochter, haar mama was de babykamer aan het schilderen. Toen hij thuiskwam, later dan beloofd natuurlijk, konden we toch niet meteen naar boven, dat voelde ik wel. Hij was vol van zijn aanschaf en die moest eerst bewonderd worden. Ik probeerde mijn ongeduld te verbijten. Toen het zeer sierlijke logoschildje voor de tweede keer was geprezen, schraapte ik mijn keel en stelde voor om nu toch maar eens wat te gaan doen. Om vier uur een biertje samen, we hadden nog een uur.
Boven ging alles niet zo lekker. Mijn zoon was er niet helemaal bij, al sprak hij op de automatische piloot allerlei aardige aanmoedigingen, en ik werd steeds onzekerder, voelde de tijdsdruk, struikelde steeds vaker over mijn vingerzetting. Hoe kon dat nou toch, de vorige keren ging het allemaal zo makkelijk, zo lekker? Toen het liedje er om half vijf op stond, was ik ongelukkig - ik kon dit zoveel beter. Ook mijn zoon weifelde. We keken elkaar eens aan en hakten de knoop door. 'We doen het een andere keer over.'
In de open keuken beneden praatten we over het weer, over de onrust die de wind kan geven. Ook mijn zoon bleek steeds meer last te hebben van weersgevoeligheid, terwijl hij die vroeger maar aanstellerij vond, typisch iets voor zijn overgevoelige en artistiek geneigde vader. Mijn vriendin speelde met kleindochter, die in een uitgelaten goed humeur was, mijn zoon en ik ouwehoerden full speed, we aten wat hapjes. Toen het bedtijd werd voor het meisje gingen we naar huis, waar we nog een haastig maal bereidden terwijl we op nerveuze toon de gesprekken van die middag evalueerden, de tv bleef uit.
De volgende morgen versliepen we ons. Te laat voor yoga. Na het ontbijt gingen we dan maar meteen naar Amsterdam, waar mijn vriendin achterstallig werk te doen had. Ze zou me in Zaandam afzetten. Mijn auto had daar een nachtje gelogeerd, omdat het niet bij dat ene biertje was gebleven.
'Deze wind is serieus,' zei ik toen we samen naar buiten liepen. 'Ik had mijn balkonplantjes naar beneden moeten halen, die zullen wel allemaal omgewaaid zijn.'
Even later reden we langs het Alkmaarder Meer. Mijn vriendin wees met haar vrije hand naar de bruisende witte golven. 'Kopjes op zee,' zei ze. Ik dacht even na en declameerde met grafstem: 'Kopjes op zee, balkonplantjes naar de ratsmodee. Dat zei mijn moeder altijd.' Mijn vriendin zag een Delfts-blauw tegeltje voor zich en schoot in de lach. Het lachen hield niet meer op. Ook dat was de wind, denk ik.


Geen opmerkingen: