vrijdag 17 juli 2015
SPIEGEL
Het vak van schrijver is de laatste jaren in toenemende mate geprofessionaliseerd. Een schrijver wordt geacht een mediapersoonlijkheid te zijn. Hij moet vlot gebekt zijn en zijn waar geestig en vooral voor Jan en alleman begrijpelijk aanprijzen. Zijn kop moet mooi uitkomen op affiches. Hij moet leveren. Bestsellers, wel te verstaan. Hoe anders was dat vroeger, toen de auteur vrijwel onzichtbaar was achter het boek! Natuurlijk trad hij toen ook wel aan in forums en dergelijke, de schrijver (die verondersteld werd ook een denker te zijn), en met een beetje geluk stotterde hij niet en was zijn Nederlands begrijpelijk ook voor wie geen graad in de letteren bezat.
De eerste auteur nieuwe stijl was Godfried Bomans. Hem paste het media-jasje zo goed dat hij allengs vergat auteur te zijn en meer en meer opgeslokt werd door zijn imago. Uiteindelijk ging hij ten onder in zijn eigen spiegelbeeld. Misschien wel zijn beste werk is zijn dagboek uit Rottumerplaat, dat nooit voor publicatie bestemd was, en waarin hij een heel andere kant liet zien van zichzelf: kwetsbaar, onzeker en complex. De eenzame verbanning naar het kleinste Waddeneiland, een experiment voor de radio dat met Jan Wolkers succesvoller herhaald zou worden, bracht hem tot zichzelf, zijn persona stond machteloos, zijn persoonlijkheid kwam onder vuur te staan. Dat hij niet lang daarna stierf had een fysieke oorzaak maar het is verleidelijk te denken dat hij de confrontatie met zijn voos geworden kern niet aankon en wegkwijnde door de gevolgen van de psychische schok die de retraite voor hem betekende.
Gisterenavond zagen we in De Meesterwerken een derde type auteur, relatief nieuw op tv. Myrthe van der Meer, manisch-depressief en mild autistisch. Natuurlijk kenden we die goeie ouwe gekke Biesheuvel al, maar diens schaarse optredens waren een curiosum. En met Esther Gerritsen in de DWDD maakten we onlangs kennis met een verlegen, eigenlijk voor het medium totaal ongeschikte schrijver. In haar columns beschrijft ze haar sociale onhandigheid heel geestig, op tv is ze niet op haar best: tijd voor reflectie ontbreekt, ze moest zich door de ongeduldige host van antwoord naar antwoord laten duwen.
Van der Meer brak door met haar roman PAAZ, een toegankelijk relaas over haar psychiatrische opname. Anders dan Gerritsen of Biesheuvel wist zij heel goed hoe het spel gespeeld wordt. Haar rol daarin was die van het gewiekste buitenbeentje, een hoogbegaafde nar die ons een spiegel voorhoudt met haar hoogstpersoonlijke zienswijze en haar tegendraadse opinies. Witteman wist er niet goed raad mee. Hij lachte nogal ongemakkelijk en soms net iets te hard om haar op hoge toon gedebiteerde stelligheden. Zijn karakter is bovendien te star om mee te gaan in een wereldbeeld dat zo afwijkt van het zijne. Van der Meer zei eigenlijk helemaal niet van kunst te houden – ‘kunst’ was een houvast voor mensen die hun eigen smaak niet vertrouwden. Zij kon bijvoorbeeld genieten van de verkeersdrempels op onze wegen, zoals gezien vanuit een vliegtuig. Witteman snapte er niks van. Neem het houvast van de gecertificeerde kunst weg en hij staat machteloos. Het vervagen van de grenzen tussen hoge en lage cultuur is hem ontgaan: om de keuze voor Groundhog Day, de iconische film met Bill Murray, moest hij neerbuigend lachen. Een Hollywood-film, dat is toch puur commercie en amusement? Zelf vindt hij meen ik het oogstrelende niemendalletje La grande bellezza een groots meesterwerk. Paul Witteman is een beetje een snob, ben ik bang.
Myrthes boodschap (diepgang is zwaar overschatte, pretentieuze shit, een boodschap komt het best over als hij luchtig in een goed verhaal is verpakt) was duidelijk. Je kunt het daar mee eens zijn of niet (of soms wel, en soms niet) – maar als je die niet eens begrijpt, dan ben je wel wat oud geworden voor je vak, hoe goed je ook gekapt bent, hoe mooi je witte zomercolbertje ook zit, en hoe behendig je het vraag-en-antwoordspel van het televisie-interview ook beheerst.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Ook vanwege dit soort recensies lees ik je blog, Rookzanger. Ik was meteen zo geïntrigeerd dat ik het programma heb bekeken op Uitzending Gemist. Je wordt weer bedankt!
Wat Myrthe van der Meer te vertellen had was zonder meer interessant. Ze kon tamelijk gestructureerd vertellen en leek me daarbij niet al te manisch. Haar verhaal was helder genoeg, in ieder geval. En omdat jij dat ook vond, was ook haar bandbreedte groter dan je zou verwachten van iemand die licht autistisch is. Zo specifiek en persoonlijk was het kennelijk niet. Of ze een spel speelde vraag ik me ernstig af. In de gedrevenheid waarmee één en ander werd gebracht, herkende ik weer wél licht autistische trekjes.
Het mooiste vond ik nog wel haar constatering dat "iedereen die nog niet is opgenomen, op de schopstoel zit".
Een waarheid als een koe, volgens mij. De kunst is inderdaad het lek zodanig boven te houden dat je kunt blijven functioneren en er een beetje lol in houdt, terwijl je ook voor je omgeving nog wat kan betekenen. Maar vanzelfsprekend is dat niet. Gekte of ontsporing is helemaal niet zó ver weg.
Witteman keek een beetje op van dat idee, geloof ik. En inderdaad: hij moest zonodig Fellini nog even noemen toen de filmkeuze aan de orde kwam.
Maar in het algemeen val je hem te hard. Om te beginnen vond Witteman dat het een goed idee was om Myrthe uit te nodigen, en niet een willekeurig intellectueel, die misschien véél mooiere en rolbevestigende verhalen over cultuur had kunnen vertellen. Verder vond ik dat hij haar met zijn vragen aardig op het ei hield, ondanks het feit dat ze soms al te krachtdadig werd onderbroken vanwege de formule, die koste wat kost moest worden afgewerkt. Mede daardoor kwam eruit wat erin zat in dit korte tijdsbestek.
Dank dus aan de heer Witteman en de VARA, dat ze ons dit voorschotelden. Toch wel fijn dat er nog een publieke omroep is.
Terwijl ik dit schrijf, komt bij mij ineens de vraag op wat de fractieleider van de VVD, Halbe Zijlstra, tevens fanatiek bestrijder van linkse hobbies, van die schopstoel zou vinden.
Een reactie posten