De hele verdere dag piekerde ik over de plotselinge doem die over mijn woonsituatie was gevallen. Die boom had mijn kinderen geboren zien worden en zien opgroeien; hij gaf me al meer dan dertig jaar het troostrijke gevoel dat ik half verscholen in het groen woonde; 's zomers en 's winters was hij vol leven; de regen ruiste er melodieus op neer; hij was het groene gordijn dat ons scheidde van de dorre steenwoestijn, tussen ons en de huizen aan de overkant was hij een levend, ademend, altijd veranderend scherm - wie haalde het in zijn hoofd om zoiets moois kapot te willen maken? Met terugwerkende kracht zag ik hoe gezegend ik was geweest met zo'n rijkdom vlak achter mijn balkon: ik kon de bladeren ervan zó aanraken als ik me iets over de reling boog. Ik stelde me voor hoe mijn uitzicht zou zijn als de kap een feit zou zijn - leeg, saai, verminkt, voorgoed bedorven. Geen wiegende takken meer om onder het werk door naar te staren. Ik zou moeten aanzien hoe de poenige, mondige en verwende nieuwkomers aan de overkant 's ochtends in hun witte badmantels hun vruchtensapjes dronken. Het gefeest op de dakterrassen van de Airbnb's zou door niets meer aan het zicht ontrokken worden. Ik voelde een machteloze woede en een woeste haat opkomen. Die streden om voorrang met verdriet. Verdriet om het zinloos vernielen van iets wat goed en mooi is en er decennia over heeft gedaan om zo goed en mooi te kunnen worden.
vrijdag 25 september 2020
KAP
De volgende dag stond hij in mijn trappenhuis. Ik zag hem voor het eerst van dichtbij, een gesoigneerde man met een grijze ringbaard en een zijden shawltje. Ik had hem tevoren alleen op straat gegroet als we elkaar passeerden. Hij had zich in de wettelijke procedure goed verdiept. De aanvraag moest bij de gemeente zijn ingediend door de woningbouwvereniging (de officiële eigenaar van de boom), maar was aangezwengeld door een van de omwonenden, wie was niet duidelijk. (Ongetwijfeld een mondige en poenige Nieuwkomer, dacht ik, iemand van buiten die, nu het begeerde wonen op hoofdstedelijke stand gelukt was, ook meteen álles perfect wilde hebben: geen lastige licht wegnemende bomen voor het raam... en kunnen die concerten in het park wat zachter?) De boom was kerngezond en overlast is zelden een doorslaggevende reden voor houtkap, dus er was een hovenier ingeschakeld die had verklaard dat de esdoorn potentieel gevaarlijk was. Waarschijnlijk omdat hij boven de huizen uitstak en wind kon vangen, veronderstelde mijn buurman. Ik fronste de wenkbrauwen. Zelfs met de stormen van de afgelopen jaren was er nog geen takje afgebroken, de boom staat veilig tussen huizenblokken ingeklemd en het deinen wordt zelden zwiepen. Ik zette mijn handtekening. We hebben gedaan wat we konden, zei de buurman, en we zullen er het beste maar van hopen, maar het ziet er somber uit. Het besluit is al genomen, zie dat maar eens terug te draaien.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Treurig, heel treurig. Hoop dat ie mag blijven de boom. Mooi geschreven ode aan de boom (en).
Even praktisch, Jan-Paul: aan wie is dat bezwaarschrift gericht? Dat moet naar de gemeente (die de kapvergunning verleent). Naar de aanvrager (de woningstichting) maar ook, maar is minder effectief, lijkt. Na verlening van de vergunning geldt een bezwaartermijn van zes weken. Binnen deze termijn ingediende bezwaren moeten door de gemeente worden beoordeeld en beantwoord.
Vreemd overigens dat meteen voor volledig verwijderen van de boom wordt gekozen. Als het ding te groot wordt gevonden of teveel windvang oplevert, lijkt verantwoord snoeien ook een oplossing.
Ik hoop dat het bezwaarschrift nog wat oplevert.
Een reactie posten