De geest van Kerstmis was minder ijl in Engelen dan bij ons. Thuis maakte hij alles lichter, hij steeg zelfs naar mijn kinderhoofd; bij mijn opa en oma in Brabant was hij dik en leek de atmosfeer juist zwaarder dan op gewone dagen.
Mijn opa en oma kwamen net uit de kerk en zagen er formeel uit. Normaal droeg mijn opa een wollen vest waaronder de bretels die zijn broek ophielden zichtbaar waren. Nu was hij in pak met stropdas. Mijn oma was opgedoft en dat hoorde niet bij haar.
Het eerste wat ik zag was de kerstbal boven de eettafel. Het was een reusachtige rode ballon van ijzer. Het ding was loodzwaar en leek de lamp waaraan hij hing naar beneden te trekken. Hij was alles wat een kerstbal niet hoorde te zijn. Kerstballen waren tere glinsterdingetjes die geblazen leken te zijn uit een elfenbellenpijpje. Deze leek op een uit de Frans-Duitse oorlog overgebleven kanonskogel die voor de gelegenheid rood was gespoten.
Vervolgens was er de boom, compact en klein en volgehangen met gekleurde lampjes. Om ondoorgrondelijke redenen vond ik gekleurde lampjes somber. Ze hadden het trieste van een zondagnamiddag net na het sluiten van de gordijnen. Het enige kaarslicht kwam van het waxinelichtje dat brandde onder het Heilig Hart van Christus.
Onder de kerstboom was een heel tafereel te zien; geen stalletje, dit was van een andere orde. Op gedroogd mos stonden logge beelden van het soort katholiek realisme dat de meeste kerken zo smakeloos maakt. Mijn opa wees ze trots aan. Een dikke baby met pathetisch uitgestrekte handen tussen onderdanige herders, een vette os en een grauwe ezel. Maria en Jozef, schaapjes, geschilferde kamelen, drie ernstige Koningen met hun geheimzinnige geschenken.
De krentenmik die we anders bij de koffie kregen was uitgebreid met kerststol met amandelspijs, suikerkransjes en andere zoetigheid. Daarna dronken de mannen cognac, geen bier en jenever zoals op gewone zondagen.
Al die tijd hing de geur van soep en gebraad al zwaar in het huis. Konijnenpeper stond steevast op het menu: in bier gesmoord konijn, de dorpse variant van de chiquere hazenpeper.
Na het eten, waarbij mijn opa zoals altijd had gevraagd: 'Jet, wat mag ik eten?' (want je kon van een man niet verwachten dat hij zelf zijn zoutloze hartpatiëntendieet in de gaten hield) gingen de vrouwen afwassen en de heren deden een dutje. In de keuken werd gebabbeld, in de kamer gesnurkt. Na de thee reden mijn vader en de ooms door het vroege donker naar huis, voorzichtig sturend want de cognac was flink aangesproken. Een belletje naar Engelen, drie keer, zonder dat de hoorn aan de andere kant opgenomen werd, was het signaal van onze veilige thuiskomst.
Ik was blij weer in ons eigen, luchtige huis te zijn. Kerstmis in Engelen was een soort ingekookte zondag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten