vrijdag 18 mei 2018

ROUW

In de zaal van het buurthuis die iedere donderdagmorgen met simpele middelen tot zendo wordt omgetoverd stond een bosje witte rozen op een van de matjes. Daarachter, opengevouwen en rechtop, een rouwkaart. H., die ik ooit de Kraanvogel heb bijgenaamd wegens zijn magere maar sierlijke gestalte, was overleden. De juf deelde de bloemen uit. Tijdens het meditatieve lopen, de kinhin, legden we die op het matje waarop hij altijd had gezeten. Het matje naast het mijne. Ik legde mijn roos neer en dacht scherp aan hem - de herinnering condenseerde tot een enkel beeld: H., daar op dat matje naast mij. Tot slot stonden we in een kring. De juf sprak wat aardige woorden. De weduwe, even schraal als H. was geweest, knikte dankbaar, met betraande ogen.

Thuis dacht ik terug aan wat de leidster een 'klein ritueel' had genoemd. Het simpele, zelfverzonnen ritueel had de versnipperde herinnering aan een man die ik nauwelijks kende maar graag mocht, voor een moment solide en sterk gemaakt. Ik keek naar het portret van mijn vader. Er stond een kaarsje voor dat ik nog nooit had gebrand. Een kaarsje dat zich vermomde als een steen, alleen het pitje verraadde zijn ware aard.
De tijd waarin mijn vader leefde gaat steeds meer tot het verleden behoren. Of liever gezegd: die tijd verandert niet meer, maar ik blijf veranderen. Met iedere nieuwe dag stroom ik verder de ongewisse toekomst in en raak ik verder verwijderd van mijn vader en van zijn tijd. Alsof ik op een bootje zit dat de zee op vaart: het vasteland achter me wordt al kleiner en kleiner en zal uiteindelijk niet meer zichtbaar zijn en alleen nog als herinnering bestaan.

Ik vraag me vaak af waarom de lust tot schrijven me is vergaan. Misschien ben ik teleurgesteld in de ontvangst van mijn werk. Misschien heb ik gewoon te veel andere zaken aan mijn hoofd. Vroeger leidde ik een rustig leven dat ik rijker maakte en rechtvaardigde door er verslag van te doen. Tegenwoordig is het leven zelf rijk aan gebeurtenissen en bevredigend genoeg. Er hoeft niets aan toegevoegd te worden. Misschien ook heb ik gewoon te veel geschreven de afgelopen jaren. Allemaal redelijke verklaringen, die me toch geen van alle helemaal bevredigen.
Een verklaring die ik graag zou willen geloven is dat ik eindelijk beter word in onthechting, en het allemaal maar op z'n beloop laat. Verwant daaraan is deze, nieuwe uitleg: ik heb in de zeven jaar dat ik mijn kleine leventje tweemaal in de week boekstaafde geprobeerd, de tijd te bezweren. Wat vluchtig was wilde ik bestendigen. Ik nagelde mijn dagen vast opdat ik ze later nog eens rustig kon bekijken; zoals vlindervangers en dagboekschrijvers doen.
Juist dát wil ik niet meer. Zolang ik de dagen maar vloeibaar houd en licht, verdwijnt het verleden niet uit het zicht. Ik kan mijn vader niet uit de doden terugroepen, maar ik kan wel zorgen dat zijn tijd, die vertrouwde tijd van vroeger, niet helemaal wordt vervangen door een andere. Ik maak veel mooie en waardevolle nieuwe dingen mee (ik denk bijvoorbeeld aan mijn kleindochter) maar ik schrijf ze niet meer op, bespeur zelfs een soort onwil om ze op te schrijven. Ik denk soms dat het verslonzen van dit blog een vorm is van rouw.

Geen opmerkingen: