dinsdag 28 juni 2011

WELLING

De huiskamer van café Welling was naar buiten verplaatst. De vaste jongens en meisjes zaten in de late middagzon achter hun bier of witte wijn te praten, te lezen, of zomaar wat voor zich uit te kijken. Ik probeerde er gedachteloos langs te lopen, maar een stem klonk op, een diepe bas. ‘Jan-Paul!’
Even later werd ik omhelsd door een dierbare vriend uit mijn drinking days.
‘Hoe gaat het?’ vroeg hij.
‘Goed. Nog steeds droog. En jij?’
‘Op en af, jongen. Op en af.’
Ik zag dat het nu meer af dan op was. Tenminste, zo moet je dat zeggen. Zelf voelde ik het meer als ‘op’. Een hete zondagmiddag aan de koele witte wijn, zorgeloos zomers, wie wil dat niet? Ik wel in elk geval. Mokkend liep ik met Paulien verder naar het Vondelpark. Pas toen we onder de bomen van het Theehuis aan een Icecino zaten fleurde ik op. Paulien had mijn geheugen opgefrist. Leuk zo’n terrasje, maar hoe zou zoiets bij mij eindigen? Meer drank thuis, een benevelde avond, lallende monologen, misschien ruzie, een comateuze nacht, een rampzalige morgen. Ik kon het niet meer, dat drinken. Waarom vergat ik dat toch steeds?
Omdat ik een omgekeerde optimist ben. Ik geloof dat ieder mens dezelfde portie optimisme meekrijgt. De een reserveert het voor de toekomst, een ander kleurt er het heden licht en vrolijk mee, en de derde categorie, waartoe ik behoor, interpreteert zijn verleden met optimisme. Ik kijk altijd achterom, het verleden is mijn voornaamste bezit. Als het er te somber uitziet wordt het een last waar niet mee valt te leven. Dus ben ik geneigd het mooier te maken dan het is. Ik ga dingen vergeten, ik ga dingen bijstellen.
Wil je van je fouten kunnen leren, dan moet je ze erkennen en accepteren. Dat is soms moeilijk in een wereld waarin de meeste mensen die fouten niet hebben. Innerlijk verzet ontstaat: je wilt net zo kunnen zijn als de rest.

Gisteren bezocht ik een bijeenkomst van mijn supportgroep. De mensen die ik daar ontmoet hebben allemaal een vergelijkbaar probleem. Het valt me in hun gezelschap opeens heel gemakkelijk om de volle last van mijn verleden op mijn schouders te nemen. Alle leugentjes, al het bagatelliseren, alle opstandigheid, dat allemaal smelt weg en wordt ontmaskerd als onbewuste aanpassingen aan het ‘normale’ leven. Hier is dat niet nodig. Ongewenst zelfs.
Met Sprinkhaan haalde ik herinneringen aan de kliniek op. We hadden het over mooie avonden in de warme oktobermaand van vorig jaar, alsof we vakantieherinneringen deelden. Als je ons zo hoorde praten zou je denken dat we elkaar op een cruise door de Middellandse Zee hadden ontmoet, in plaats van in een revalidatiecentrum voor geestelijk wrakhout. Ook hier weer: omgekeerd optimisme. Maar in dit geval diende het een duidelijk doel en mocht het. Door die tijd in de kliniek een mooie plaats in ons leven te geven erkenden we dat we van een ander en breekbaarder soort zijn. Wij kunnen niet zo goed meekomen, Sprinkhaan, Beertje, Fritzl de Paardenboer, Rookzanger en al die anderen. En we kunnen dat maar beter gewoon onder ogen zien. Dan is het allemaal best te doen.

Geen opmerkingen: