dinsdag 21 mei 2024

FIETSEN


4 de muziek in de polder
heet de muzikale fietstocht, die op Tweede Pinksterdag langs vier Noord-Hollandse kerken en kerkjes voert, die van Stompetoren, Schermerhorn, Grootschermer en Noordeinde. In elk godshuis een optreden van een halfuur, en dan door naar het volgende. Voor elk wat wils. Klassiek, pop, jazz. Dit keer stonden er ook Ierse liedjes op het programma. Met deze band wordt elk concert algauw een feestje, beloofde de brochure. Ik dacht aan mijn verleden als Ierse bard. Ik dacht aan Felix Strategier.
De serie heeft ondanks de melige naam niveau, dat voorop. Vorig jaar hoorden we onder meer een prachtig strijkkwartet met de zoon van Pieter Wispelwey als tweede violist en we genoten voor de tweede maal van de voortreffelijke Marcel Kapteijn met zijn Raindogs. We gingen dus nietsvermoedend op weg, eerst maar naar de Ierse folk. Omdat er regen in de lucht hing namen we de auto.

Hoewel we netjes op tijd waren was het eerste nummer al in volle gang. Of was het toch een soundcheck? De zang klonk zo voorzichtig en ongeïnspireerd. Een net zo voorzichtig applaus bevestigde dat het om het eigenlijke optreden ging. De kerk zat goed vol. Misschien moest ik dat voorzichtige en ongeïnspireerde als introvert interpreteren. Diepgang!
Het tweede nummer werd aangekondigd. De accordeonist speelde een atonale riedel. 'Hij moet er nog inkomen,' grapte de zanger. Zelf zette hij vervolgens tot drie keer toe in een verkeerde toonsoort in. Zijn stem kraaide tastend boven de nog steeds gewaagde accordeon uit, brak dan af. Ondertussen tikte hij driftig op zijn tablet alsof daar soelaas te vinden was. Uiteindelijk hield hij een onderonsje met de gitarist. Die gaf hem blijkbaar de juiste toon aan want vanaf nu was het lied in elk geval herkenbaar. Rommelig, nietszeggend en saai, maar redelijk zuiver. 

Onder het publiek was een lacherige stemming ontstaan. De lacherigheid van ongeloof. 'Het crea-uurtje "Ierse liedjes zingen" in het bejaardentehuis,' fluisterde ik mijn vriendin toe. 'Maar dan onder de oxazepam omdat ze voor honderdvijftig man publiek moeten spelen.'
Een buurman meende grinnikend dat ze wel rechtstreeks uit de pub zouden komen.
Toen de zanger, deinend alsof hij een Weens walsje zong, mijn lievelingslied Spancil Hill mompelend had voorgelezen vanaf zijn net iets buiten oogbereik staande tablet, en de violiste bij haar solo een andere maatsoort in gedachten had dan de rest van de "band" hielden we het voor gezien. We verlieten de kerk, verbaasd nagekeken door het wel érg beleefde publiek.
In de auto raakten we niet uitgepraat over het wonderlijke dat we zojuist hadden meegemaakt. We hadden hier nota bene voor moeten betalen! Niet een spoortje van gêne was er bij de muzikanten te merken geweest. We besloten toch dat de schuld niet bij dit stelletje ongeregeld lag: ieder mag in zijn huiskamer of stamkroeg muziek maken op dit niveau, het is zelfs aan te bevelen. De ballotagecommissie van de concertserie had dit nooit mogen laten passeren. We hadden sterk het vermoeden dat ze de groep, wier naam ik maar niet zal noemen, op aanbeveling of voorspraak hadden ingehuurd, 'voor de afwisseling en de vrolijke noot', en niet eens hadden geluisterd naar het feestje dat ze ons dachten te bereiden.

Ik had - werkelijk waar - zoiets nog nooit meegemaakt en vreesde voor nachtelijke dromen vol plaatsvervangende faalangst. Waarom had ik me mijn hele beroepsleven zo verschrikkelijk druk gemaakt om de meest onbetekenende details, als dit gebroddel blijkbaar ook passabel was?
Gelukkig maakte het volgende optreden, van violist Caspar Bellamy & zijn begaafde conservatoriumvrienden, veel goed. Prachtige stukken van Rachmaninoff, Schubert en Sjostakovitsj.
En voor de zekerheid lieten we er ook nog een halfuur degelijke jaren 50-jazz overheen denderen. Mingus, Davis, Ellington, Parker, applaus na elke solo. We keken op het terras van de Kleine Haag naar de zich samenpakkende donkere wolken, aten er asperges. Thuis dachten we de Ieren wel uit ons systeem te hebben.

Maar ik haalde een gitaar van binnen en trakteerde de vleermuizen op mijn eigen versie van Spancil Hill. De bejaardensoos had toch iets in me wakker geroepen.



2 opmerkingen:

Hans Valk zei

Ja, soms loop je er tegenop. Amateurs die aan zelfoverschatting lijken te lijden en zich vergrijpen aan een muziekstuk op een manier die de tenen doet krommen.
Lang geleden overkwam ons iets dergelijks toen we in Delft twee zangeressen het Stabat Mater van Pergolesi om zeep zagen helpen.

Heb je ooit geschreven over je verleden als Ierse bard? Dan heb ik dat weten te missen.
Ondanks mijn liefde voor Ierse muziek had ik Spancil Hill nog nooit gehoord. De melodie komt me wel bekend voor en zie op Wikipedia dat het in de 19e eeuw geschreven is door een zekere Michael Considine. Mogelijk een traditionele melodie die in tweede instantie van een tekst is voorzien, zoals wel vaker gebeurde in Ierland. Ook 'She moves through the fair' is in die zin geen èchte traditional.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Over Felix en mijn Ierse troubadourschap hier iets meer: https://janpaulvanspaendonck.blogspot.com/2020/03/op-slot-7.html