vrijdag 12 december 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (66)



De dinsdagmiddag was extreem lauw. Winderig ook. Een natte voorjaarswind woei in december. Maar we hadden deze middag bestemd voor aanschaf en optuiging van de kerstboom. Op straat haalden we herinneringen op aan die legendarische decemberdag in 2017 toen we in een sneeuwstorm naar de verkoper op het Roelof Hartplein liepen. Die man, een sigarenroker die met zijn overhuifde wenkbrauwen en zijn woeste snor op A. L. Snijders leek, is al een paar jaar met pensioen maar zijn kinderen zetten de handel voort. Even voorbij Wildschut kregen we argwaan. Waar waren de lichtjes, de mensen die met in netten geperste bomen over straat liepen? Een bordje bevestigde ons vermoeden: Geopend woensdag-zondag.
Teleurstelling! Mijn dochter leek zich er wel overheen te kunnen zetten en stelde met tegenzin vast dat we dan maar later in de week moesten gaan. Maar ik liet me door de omstandigheden zo gauw niet klein krijgen. Oftewel: ik voelde me slapjes en niet al te vrolijk en had me vastgeklampt aan dit jaarlijkse moment van heidendom (de ingrediënten voor warme wijn lagen al klaar, steranijs en alles). 
'We kunnen naar Davidsboom gaan,' zei ik. Ze keek bedenkelijk. Dat léék ver; maar vanaf de Apollolaan naar huis was het waarschijnlijk maar iets verder zeulen dan vanaf hier. Mijn bedenkingen waren anders. Apollolaan. Ik had deze verkoper altijd gemeden. De reuzensparren voor bedrijfspanden deden het ergste vermoeden voor de portemonnee. 
Omdat er geen keus was, wilden we geen Albert Heijnboompje kopen, betraden we het met een hek omsingelde terrein waarop Davidsboom in het seizoen heerst. Een joviale jongen met lang haar verwelkomde ons. Ik vroeg verstandig naar de prijs, hij wees op een bord. Daar stonden bedragen op, corresponderend met gekleurde lintjes aan de bomen, die lager waren dan de minimaal zestig euro die ik bij A. L. Snijders gewend was te betalen. 
We kozen een gezellige, korte, brede boom uit. De jongen keek misprijzend en zei, dat deze niet naar hun standaard was, het was geen echte Davidsboom. Zo'n boompje kon je bij de Gamma ook kopen. Dus voor 45 euro mocht hij mee. En wilden we een chocolaatje?
De boom werd ingesnoerd in zijn plastic net. 'Wat zullen we nu weer eens opzetten, Sinatra?' vroeg de collega. 'Nee, die draaien we de hele dag al,' antwoordde de jongen met het lange haar. 'Bing Crosby?' opperde ik. Nee, die hoorden ze ook al vanaf de vroege morgen. 'Wat denk je van Sinatra én Bing Crosby?' besloot ik gevat. Maar ook die plaat stond op de playlist. Ik at het chocolaatje, betreurde de Glühwein van Snijders, maar ging tevreden met mijn dochter huiswaarts, de Gammawaardige kerstboom tussen ons in. 

                                                                             *

Ik had de moed al bijna opgegeven toen ik onderaan een grijze linnen rug het welbekende bijtje zag. Ik trok het boek uit de kast, de laatste van de tweeëntwintig in de weggeefbieb in de G. t. B.-straat. Met het lichte ongeloof dat me altijd bekruipt als ik toch nog een vangst doe las ik: Het glinsterend pantser, S. Vestdijk. 
Pas op dat moment schoot me de droom weer te binnen die ik twee nachten geleden had. Ik zat met mijn vriend Robert, jeugdliefde Floor, Geerten Meijsing en George Harrison in de woonkamer van een op te leveren huis. Het huis lag in de laatste heuvels van onze stad, vlak bij de snelweg. Er lag sneeuw op de straten. Ik zei dat hier de sneeuw langer bleef liggen dan elders. Even later waren we in een antiquariaat zoals je ze ziet in het Welshe boekenstadje Hay-on-Wye: de ruimte in segmenten verdeeld door kasten zodat je door gangen van boeken loopt. We zochten ieder naar onze gading. Geerten ging zijn aankopen meteen inpakken in ouderwets grauw pakpapier om ze ter plekke te versturen naar drukker Jan Keijser. Ik had maar één boek uitgekozen, een reusachtig dik boek met een totaal onbekende titel van Simon Vestdijk. Elk boekje méér zou het bijzondere van mijn vondst bederven.

                                                                              *

Loyaliteit is een mooie maar soms lastige eigenschap die zich uitstrekt van de relaties met mensen tot de verhouding tot willekeurig welke bezigheid. Vroeger verbaasde ik me erover dat mijn vader halverwege een film kon weglopen. Dat leek me niet juist. Je was ten minste het respect aan de makers verschuldigd om hun product pas ná de laatste beelden te beoordelen. Met films verloor ik die houding al relatief snel in mijn leven. Ik kon ze vaak eenvoudigweg niet meer volgen en liet het kijken verder maar aan mijn familie over. Het daadwerkelijk uitzetten van de tv is pas van veel later.
Muziek was heilig en een lied of muziekstuk halverwege afzetten, nee, dat deed men niet. Stel je voor dat ze halverwege mijn Winterreise zouden weglopen? 'Wat ik niet wil dat mij geschiedt...' Het YouTube-tijdperk ontnam uiteindelijk dat sacrosancte aan mijn ooit dierbaarste Muze. Videootje kijken en luisteren werd een praktisch iets: tempo checken, akkoorden uitvissen, kennisnemen van andermans opvatting. Het geduld om een filmpje helemaal af te kijken heb ik al jaren niet meer. Je wordt ook zó overspoeld met prikkels, qua beeld en geluid - zelfbescherming kwam in de plaats van loyaliteit.

Literatuur bleef lang buiten spel. Een boek moest uitgelezen worden, punt. Je committeerde je aan een boek voor de duur van het lezen. Weliswaar liggen er niet uitgelezen boeken naast mijn bed, maar daar steekt een bladwijzer uit. Het is wel degelijk de bedoeling dat ik De Kapellekensbaan van Boon ooit nog ga uitlezen, evenals Fry's Mythos en nog zo wat verweesde, ooit enthousiast begonnen boeken.
Maar ook in de literatuur doet zich verandering voor. Het leven is gewoon te kort om slechte boeken te lezen. Na me een aantal avonden (en mijn bedleessessies zijn me dierbaar) geërgerd te hebben aan het melige en gedateerde geouwehoer heb ik na 200 pagina's Onder professoren van Hermans, waarom mijn vader in de jaren zeventig toch zó moest lachen, alsnog teruggezet aan de straat waar ik het had opgepikt. 


vrijdag 5 december 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (65)

Mientje

Een oud bandje trok op straat mijn aandacht. Guido Gezelle Motto Album, stond er in gouden letters op de verbleekte linnen kaft. Ik sloeg het open. Op het eerste gezicht was het een kruising tussen een agenda en een verjaardagskalender. Links stonden de dagen van het jaar met bijbehorende dichtregels van Gezelle, op de rechterpagina daarmee corresponderende vakjes om notities te maken, de meeste nog leeg. Ik nam het mee naar huis. Ik had nog geen agenda voor 2026. Waarom niet dit fraaie boekje gebruiken?
Thuis bekeek ik het beter. Op de Franse pagina stond een opdracht: Aan Mientje Wijsbek van ... (onleesbaar). Jan 1921. Her en der namen, verjaardagen ongetwijfeld, soms een sterfdatum. Het had mijn familie van vaderskant kunnen zijn: Tante Marietje, tante Jet, oom Toon. Brabant!
Ik googelde, uit gewoonte, naar deze Mientje Wijsbek. Al gauw kwam ik op de geschiedenis van een historisch gebouw, de Villa Jacoba. Daar woonde ooit Henri Wijsbek, bouwkundige. Hij was vriend en mecenas van de bohemien-schilder Jan Kruijsen (1874-1938), vader van de beroemdere schilder Antoon Kruijsen en grootvader van mijn voorbeeld en leraar, de bariton Bernard, net zo charismatisch en onaangepast als zijn opa, hoewel hij zijn naam met een y spelde.
Inderdaad vond ik een houtskooltekening van de Brabantse kunstenaar met de titel Ina Rutten, vriendin van Mientje Wijsbek. Jan Kruijsen was een huisvriend geworden van de welgestelde familie uit Valkenburg met twee kinderen, Wilhelmina en Antoon.
De vraag was nu, of het in het geval van mijn boekske om deze zelfde Mientje ging; de achternaam Wijsbek is niet héél algemeen, maar er zullen toch wel meer Mientjes van die naam hebben rondgelopen in die contreien. 
Van architect Henri Wijsbek waren met enige moeite de data te vinden. Hij leefde van 1880 tot 1965 en was geboren op 20 mei. Ik bladerde door het boekje. Op 20 mei stond, met kroontjespenletters: Pa. 
Het ontroerde me. Alles klopte. De grote vraag was natuurlijk: hoe kwam dit tot leven gekomen stukje geschiedenis in mijn Amsterdamse straat terecht, zoveel jaren later?
Het was hoe dan ook duidelijk dat het boekje niet als mijn agenda kon dienen, het moest een plaats in de kast krijgen, al was het maar door de zeer fraaie illustraties van Jules de Praetere (1879-1947), waarvan de originelen in het Rijksmuseum liggen.
Mientje, die haar Plechtige H. communie op 1 mei 1921 vierde, stierf in 1964, een jaar voor haar pa. Ze werd 54.

                                                                           *

Kukel

Plotseling lag het park vol met wit en oranje gekleurde kistjes die met een koord aan takken of paaltjes waren bevestigd. Het was een stille morgen en eerst dacht ik dat het aan mijzelf lag, dat ik wakend droomde, dat mijn fantasie uiteindelijk de overhand op de werkelijkheid had gekregen. Al die drones die de afgelopen tijd over het niet meer zo vrije Westen hebben gevlogen, waren dat geen boodschappers van de komst van de Grote Droon, die nu deze meetkastjes (want dat leken het te zijn) had verspreid om ons kukel te bepalen? Net als in het Rommeldam van 1963 zou het nog knap lastig zijn om iemand met een plus kukel te vinden.

Andere mensen leken de dozen niet te zien, of ze gewoon te vinden. Maar na een dag of twee begon ik toch hier en daar verbaasde geluiden te horen over deze invasie. En de oranje-met-witte kastjes stonden online. Ze hadden een naam. Geofonen. Ze bleken bedoeld om trillingen in de diepere aardlagen te registreren. Dat was van belang in het zoeken naar aardwarmte, die een rol moest gaan spelen in de energie-transitie. Als het onderzoek is afgerond worden ze weer weggehaald, in de tussentijd wordt het publiek vriendelijk verzocht ze rustig te laten liggen. Ik vind dat eigenlijk niet minder geheimzinnig dan de komst van de Grote Droon in dat Tom Poes-verhaal uit de tijd van de Eerste Koude Oorlog. 


Illustratie: "Ina Rutten, vriendin van Mientje Wijsbek". 1925, Jan Kruijsen.


maandag 1 december 2025

Das verlassene Mägdlein



Het verlaten meisje

Vroeg, met de eerste haan,
Eer de sterren verbleken,
Moet ik mijn bed uitgaan
En ‘t vuur aansteken.

Zo mooi is de vlammengloed,
Met springende vonken,
Dat ik wel kijken moet,
In leed verzonken.

Plots valt mijn droom me in,
Ontrouwe jongen,
Die ik nog steeds bemin  
Maar had verdrongen.

Traan dan op hete traan
Drupt op de aarde.
Zo breekt de morgen aan:
Dag zonder waarde.


Das verlassene Mägdlein, Eduard Mörike, 1829
Vertaling © JPvS