vrijdag 12 december 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (66)



De dinsdagmiddag was extreem lauw. Winderig ook. Een natte voorjaarswind woei in december. Maar we hadden deze middag bestemd voor aanschaf en optuiging van de kerstboom. Op straat haalden we herinneringen op aan die legendarische decemberdag in 2017 toen we in een sneeuwstorm naar de verkoper op het Roelof Hartplein liepen. Die man, een sigarenroker die met zijn overhuifde wenkbrauwen en zijn woeste snor op A. L. Snijders leek, is al een paar jaar met pensioen maar zijn kinderen zetten de handel voort. Even voorbij Wildschut kregen we argwaan. Waar waren de lichtjes, de mensen die met in netten geperste bomen over straat liepen? Een bordje bevestigde ons vermoeden: Geopend woensdag-zondag.
Teleurstelling! Mijn dochter leek zich er wel overheen te kunnen zetten en stelde met tegenzin vast dat we dan maar later in de week moesten gaan. Maar ik liet me door de omstandigheden zo gauw niet klein krijgen. Oftewel: ik voelde me slapjes en niet al te vrolijk en had me vastgeklampt aan dit jaarlijkse moment van heidendom (de ingrediënten voor warme wijn lagen al klaar, steranijs en alles). 
'We kunnen naar Davidsboom gaan,' zei ik. Ze keek bedenkelijk. Dat léék ver; maar vanaf de Apollolaan naar huis was het waarschijnlijk maar iets verder zeulen dan vanaf hier. Mijn bedenkingen waren anders. Apollolaan. Ik had deze verkoper altijd gemeden. De reuzensparren voor bedrijfspanden deden het ergste vermoeden voor de portemonnee. 
Omdat er geen keus was, wilden we geen Albert Heijnboompje kopen, betraden we het met een hek omsingelde terrein waarop Davidsboom in het seizoen heerst. Een joviale jongen met lang haar verwelkomde ons. Ik vroeg verstandig naar de prijs, hij wees op een bord. Daar stonden bedragen op, corresponderend met gekleurde lintjes aan de bomen, die lager waren dan de minimaal zestig euro die ik bij A. L. Snijders gewend was te betalen. 
We kozen een gezellige, korte, brede boom uit. De jongen keek misprijzend en zei, dat deze niet naar hun standaard was, het was geen echte Davidsboom. Zo'n boompje kon je bij de Gamma ook kopen. Dus voor 45 euro mocht hij mee. En wilden we een chocolaatje?
De boom werd ingesnoerd in zijn plastic net. 'Wat zullen we nu weer eens opzetten, Sinatra?' vroeg de collega. 'Nee, die draaien we de hele dag al,' antwoordde de jongen met het lange haar. 'Bing Crosby?' opperde ik. Nee, die hoorden ze ook al vanaf de vroege morgen. 'Wat denk je van Sinatra én Bing Crosby?' besloot ik gevat. Maar ook die plaat stond op de playlist. Ik at het chocolaatje, betreurde de Glühwein van Snijders, maar ging tevreden met mijn dochter huiswaarts, de Gammawaardige kerstboom tussen ons in. 

                                                                             *

Ik had de moed al bijna opgegeven toen ik onderaan een grijze linnen rug het welbekende bijtje zag. Ik trok het boek uit de kast, de laatste van de tweeëntwintig in de weggeefbieb in de G. t. B.-straat. Met het lichte ongeloof dat me altijd bekruipt als ik toch nog een vangst doe las ik: Het glinsterend pantser, S. Vestdijk. 
Pas op dat moment schoot me de droom weer te binnen die ik twee nachten geleden had. Ik zat met mijn vriend Robert, jeugdliefde Floor, Geerten Meijsing en George Harrison in de woonkamer van een op te leveren huis. Het huis lag in de laatste heuvels van onze stad, vlak bij de snelweg. Er lag sneeuw op de straten. Ik zei dat hier de sneeuw langer bleef liggen dan elders. Even later waren we in een antiquariaat zoals je ze ziet in het Welshe boekenstadje Hay-on-Wye: de ruimte in segmenten verdeeld door kasten zodat je door gangen van boeken loopt. We zochten ieder naar onze gading. Geerten ging zijn aankopen meteen inpakken in ouderwets grauw pakpapier om ze ter plekke te versturen naar drukker Jan Keijser. Ik had maar één boek uitgekozen, een reusachtig dik boek met een totaal onbekende titel van Simon Vestdijk. Elk boekje méér zou het bijzondere van mijn vondst bederven.

                                                                              *

Loyaliteit is een mooie maar soms lastige eigenschap die zich uitstrekt van de relaties met mensen tot de verhouding tot willekeurig welke bezigheid. Vroeger verbaasde ik me erover dat mijn vader halverwege een film kon weglopen. Dat leek me niet juist. Je was ten minste het respect aan de makers verschuldigd om hun product pas ná de laatste beelden te beoordelen. Met films verloor ik die houding al relatief snel in mijn leven. Ik kon ze vaak eenvoudigweg niet meer volgen en liet het kijken verder maar aan mijn familie over. Het daadwerkelijk uitzetten van de tv is pas van veel later.
Muziek was heilig en een lied of muziekstuk halverwege afzetten, nee, dat deed men niet. Stel je voor dat ze halverwege mijn Winterreise zouden weglopen? 'Wat ik niet wil dat mij geschiedt...' Het YouTube-tijdperk ontnam uiteindelijk dat sacrosancte aan mijn ooit dierbaarste Muze. Videootje kijken en luisteren werd een praktisch iets: tempo checken, akkoorden uitvissen, kennisnemen van andermans opvatting. Het geduld om een filmpje helemaal af te kijken heb ik al jaren niet meer. Je wordt ook zó overspoeld met prikkels, qua beeld en geluid - zelfbescherming kwam in de plaats van loyaliteit.

Literatuur bleef lang buiten spel. Een boek moest uitgelezen worden, punt. Je committeerde je aan een boek voor de duur van het lezen. Weliswaar liggen er niet uitgelezen boeken naast mijn bed, maar daar steekt een bladwijzer uit. Het is wel degelijk de bedoeling dat ik De Kapellekensbaan van Boon ooit nog ga uitlezen, evenals Fry's Mythos en nog zo wat verweesde, ooit enthousiast begonnen boeken.
Maar ook in de literatuur doet zich verandering voor. Het leven is gewoon te kort om slechte boeken te lezen. Na me een aantal avonden (en mijn bedleessessies zijn me dierbaar) geërgerd te hebben aan het melige en gedateerde geouwehoer heb ik na 200 pagina's Onder professoren van Hermans, waarom mijn vader in de jaren zeventig toch zó moest lachen, alsnog teruggezet aan de straat waar ik het had opgepikt. 


vrijdag 5 december 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (65)

Mientje

Een oud bandje trok op straat mijn aandacht. Guido Gezelle Motto Album, stond er in gouden letters op de verbleekte linnen kaft. Ik sloeg het open. Op het eerste gezicht was het een kruising tussen een agenda en een verjaardagskalender. Links stonden de dagen van het jaar met bijbehorende dichtregels van Gezelle, op de rechterpagina daarmee corresponderende vakjes om notities te maken, de meeste nog leeg. Ik nam het mee naar huis. Ik had nog geen agenda voor 2026. Waarom niet dit fraaie boekje gebruiken?
Thuis bekeek ik het beter. Op de Franse pagina stond een opdracht: Aan Mientje Wijsbek van ... (onleesbaar). Jan 1921. Her en der namen, verjaardagen ongetwijfeld, soms een sterfdatum. Het had mijn familie van vaderskant kunnen zijn: Tante Marietje, tante Jet, oom Toon. Brabant!
Ik googelde, uit gewoonte, naar deze Mientje Wijsbek. Al gauw kwam ik op de geschiedenis van een historisch gebouw, de Villa Jacoba. Daar woonde ooit Henri Wijsbek, bouwkundige. Hij was vriend en mecenas van de bohemien-schilder Jan Kruijsen (1874-1938), vader van de beroemdere schilder Antoon Kruijsen en grootvader van mijn voorbeeld en leraar, de bariton Bernard, net zo charismatisch en onaangepast als zijn opa, hoewel hij zijn naam met een y spelde.
Inderdaad vond ik een houtskooltekening van de Brabantse kunstenaar met de titel Ina Rutten, vriendin van Mientje Wijsbek. Jan Kruijsen was een huisvriend geworden van de welgestelde familie uit Valkenburg met twee kinderen, Wilhelmina en Antoon.
De vraag was nu, of het in het geval van mijn boekske om deze zelfde Mientje ging; de achternaam Wijsbek is niet héél algemeen, maar er zullen toch wel meer Mientjes van die naam hebben rondgelopen in die contreien. 
Van architect Henri Wijsbek waren met enige moeite de data te vinden. Hij leefde van 1880 tot 1965 en was geboren op 20 mei. Ik bladerde door het boekje. Op 20 mei stond, met kroontjespenletters: Pa. 
Het ontroerde me. Alles klopte. De grote vraag was natuurlijk: hoe kwam dit tot leven gekomen stukje geschiedenis in mijn Amsterdamse straat terecht, zoveel jaren later?
Het was hoe dan ook duidelijk dat het boekje niet als mijn agenda kon dienen, het moest een plaats in de kast krijgen, al was het maar door de zeer fraaie illustraties van Jules de Praetere (1879-1947), waarvan de originelen in het Rijksmuseum liggen.
Mientje, die haar Plechtige H. communie op 1 mei 1921 vierde, stierf in 1964, een jaar voor haar pa. Ze werd 54.

                                                                           *

Kukel

Plotseling lag het park vol met wit en oranje gekleurde kistjes die met een koord aan takken of paaltjes waren bevestigd. Het was een stille morgen en eerst dacht ik dat het aan mijzelf lag, dat ik wakend droomde, dat mijn fantasie uiteindelijk de overhand op de werkelijkheid had gekregen. Al die drones die de afgelopen tijd over het niet meer zo vrije Westen hebben gevlogen, waren dat geen boodschappers van de komst van de Grote Droon, die nu deze meetkastjes (want dat leken het te zijn) had verspreid om ons kukel te bepalen? Net als in het Rommeldam van 1963 zou het nog knap lastig zijn om iemand met een plus kukel te vinden.

Andere mensen leken de dozen niet te zien, of ze gewoon te vinden. Maar na een dag of twee begon ik toch hier en daar verbaasde geluiden te horen over deze invasie. En de oranje-met-witte kastjes stonden online. Ze hadden een naam. Geofonen. Ze bleken bedoeld om trillingen in de diepere aardlagen te registreren. Dat was van belang in het zoeken naar aardwarmte, die een rol moest gaan spelen in de energie-transitie. Als het onderzoek is afgerond worden ze weer weggehaald, in de tussentijd wordt het publiek vriendelijk verzocht ze rustig te laten liggen. Ik vind dat eigenlijk niet minder geheimzinnig dan de komst van de Grote Droon in dat Tom Poes-verhaal uit de tijd van de Eerste Koude Oorlog. 


Illustratie: "Ina Rutten, vriendin van Mientje Wijsbek". 1925, Jan Kruijsen.


maandag 1 december 2025

Das verlassene Mägdlein



Het verlaten meisje

Vroeg, met de eerste haan,
Eer de sterren verbleken,
Moet ik mijn bed uitgaan
En ‘t vuur aansteken.

Zo mooi is de vlammengloed,
Met springende vonken,
Dat ik wel kijken moet,
In leed verzonken.

Plots valt mijn droom me in,
Ontrouwe jongen,
Die ik nog steeds bemin  
Maar had verdrongen.

Traan dan op hete traan
Drupt op de aarde.
Zo breekt de morgen aan:
Dag zonder waarde.


Das verlassene Mägdlein, Eduard Mörike, 1829
Vertaling © JPvS

vrijdag 28 november 2025

BANKWACHT



Veertien jaar geleden liet mijn vader ons bij zich komen. Hij deed nogal geheimzinnig. Tijdens de koffie met krentenmik en pralines bleek dat hij ons nog bij zijn leven wat wilde schenken. Toen we weer naar huis reden, mijn broers, mijn zuster en ik, grapten we over een overvaller die ons nu zou beroven. De violist-dirigent Jaap van Z. was in die tijd beroofd terwijl hij loaded uit het casino kwam, vandaar.
Ik besloot verstandig het geld op de bank te zetten maar hield wat cash achter voor luxe: een panamahoed en een Chesterfield bank. De panama draag ik nog, zomers, al wordt hij wat sleets. De Chesterfield bank viel me tegen. Hij zat en vooral lág niet lekker en de kleur van het leer was te flets. Van donker beitsen kwam het nooit. Toen hij een paar jaar geleden gaten begon te vertonen ontstond bij het begin van het binnenseizoen het voornemen om een nieuwe bank te kopen. Nog voor kerstmis.

Er gingen een paar kerstmissen overheen maar dit jaar was het zover. We zaten te borrelen en mijn laksheid kwam onder vuur. Ik pakte mijn telefoon en kocht resoluut een nieuwe bank. Veiligheidshalve dezelfde als mijn dochter heeft, alleen in de kleur forest green, dat contrasteert mooi met al het rood in mijn kamer. Nu begon het wachten want de levering zou wel even duren.

Toen de datum naderbij kwam waarop de tweeënhalfzitsbank  bezorgd zou worden begon ik merkwaardig nerveus te worden. Hoe moest de oude, ooit met touw-en-blok omhoog gehesen, eruit? Weer getakeld? En door wie? En, belangrijker nog: zou de nieuwe bank wel door het kronkelende trappenhuis passen?
Hier moet ik misschien iets uitleggen. Een kleine twee jaar geleden is, na lange leegstand, het appartement onder me gekocht door S. Deze jongeman, de aardigste buurman die men zich wensen kan trouwens, heeft alles state of the art. Onder zijn supervisie werd het trappenhuis gegentrificeerd. Glad gestucte wanden, nieuwe verf, stemmig tapijt, alles chic en prachtig. Mogelijk omdat ik hem in de eerste tijd onopzettelijk heb dwarsgezeten met een lek in de douchecel en misschien omdat ik mezelf in contrast met zijn status des te meer een bohemien vind, was het denkbeeld dat er bij het vervoer schade aan onze gemeenschappelijke ruimte zou ontstaan me niet alleen onwelkom, nee: het spookte door mijn hoofd op een obsessieve manier. De nacht voordat de mannen van de vervoersbedrijven (de Amsterdamse Meubelophalers voor de Chesterfield, het Westfriese DutchNed voor de nieuwe bank) zouden komen had ik twee heftige dromen. In de eerste ging de bosgroene tweeënhalfzitter weliswaar door de bochten van de trap maar het voze stucwerk kruimelde al weg als je er een vinger op zette. In de tweede schrok ik voor dag en dauw wakker van een hijskraan die met zwaailichten de straat blokkeerde, ik wist niet hoe snel ik me in mijn kleren moest hijsen.

In werkelijkheid zaten mijn jongste dochter en ik om tien uur klaar. Alles was opzijgeschoven, de doorgang naar de balkondeuren was vrij. Om elf uur zou de aftandse bank worden opgehaald. Daarna, tussen halftwee en halfvier, kwam de nieuwe. In een ideale wereld.
De ophalers appten: er was wat oponthoud, was het erg als ze wat later kwamen? Nee, dat was niet erg. Dat ik al die tijd met mijn neus tegen het glas gedrukt naar de regen stond te kijken, niet in staat om iets te doen, was hun zaak niet. Ik grapte tegen mijn dochter dat de beide bedrijven waarschijnlijk tegelijk zouden arriveren, met chaos tot gevolg.
Om halfeen moest mijn dochter naar haar werk. Ze wenste me sterkte. Er was inmiddels duidelijkheid: de ophalers zouden pas rond drie uur komen. Dat gaf me de rust om wat te zingen en wat luit te spelen. 
Dit keer hielden ze woord. Om drie uur bevestigden ze de katrol aan de hijsbalk. Terwijl, inderdaad ja, ik had het over mezelf afgeroepen, op datzelfde moment de collega's uit Hoorn mijn nieuwe bank aan het monteren waren.

Waarom ik me toch zo'n zorgen heb gemaakt, bang oudwijf dat ik ben, snapte ik meteen al niet meer toen de actie eenmaal in gang was gezet. 
De jongen van DutchNed keek schattend het trappenhuis in. Gaf wat strakke instructies aan zijn kompaan en in no time was de bank boven. Manoeuvreren, ja. Paniek, nee. En schade, hoezo?
Na het eten deed ik een heerlijk dutje op het bosgroene fluweel. Als je eigen baas bent verlies je langzamerhand het vertrouwen in anderen, is dat het? Laat mij zingen en dichten - de rest, meubels, transport en alle praktische zaken van deze wereld laat ik voortaan met een gerust hart aan anderen over.


vrijdag 21 november 2025

WIJK AAN ZEE


De vroege morgen, het was nog donker, moest wat van me. Ik vertrouwde op mijn levende wekkers en ze lieten me niet in de steek: om tien over zeven slopen ze over het bed, zoveel mogelijk onrust verspreidend. Snorrenbaarden streken langs mijn wang, mijn zij was een ligplaats die, als ik moest afgaan op het vele kontdraaien en verplaatsen, niet echt comfortabel was. Ik knipte mijn lampje aan en tot verbazing van de katten kregen ze zonder morren zo vroeg al hun voer, waar ik normaal een schijnmanoeuvre zou uithalen: naar de gang, met in mijn kielzog Snuf en Snuitje, en terug in bed, met hermetische sluiting van de slaapkamerdeur achter me. Gefopt! 
Na een douche, koffie en een speltbol met ham en kaas was het licht. Lichter dan anders. Buiten was de lucht winters fris. Ik moest mijn ramen flink schoonkrabben voor ik kon gaan rijden. Dat, en de dreigende noodzaak om te tanken, zorgde voor enig oponthoud maar het tankstation was dicht, het verkeer was fluide en stipt op de door de dame van Maps beloofde tijd was ik op het industrieterrein bij Beverwijk. Ik liet de auto achter in handen van de garagisten en begon een beetje te wandelen door die altijd vreemde wereld van bedrijven, loodsen en straten die meestal parallelweg, ventilatorpad en monitorlaan heten. Maar het was koud en mijn vriendin appte dat ze door het onvoorziene  krabben wat later kwam. Ik ging terug naar de garage, kreeg koffie en een krantje en wachtte tot ik werd gehaald. 
We reden naar Wijk aan Zee. In hotel Zonnevanck waar ik ooit had meegedaan aan de singer-songwriterwedstrijd van het Juttersfestival (tweede geworden, Maarten van Roozendaal prees mijn voordracht maar lachte een beetje om mijn archaïsche taalgebruik) dronk ik een verrassend goede latte van loeihete melk en at ik een lekker stuk appeltaart zonder slagroom. Het dieet had vrijaf. We wandelden over het strand, het zand was hard en glad, de zee was blauw als de lucht met wat wit schuimende golfjes. De kou was lekker, het waaide niet.

Terug in de stad beantwoordde ik een mail van Vaughan, die de Linnaeus Cantate persklaar maakt. Meteen was ik weer in de flow van de afgelopen dagen. Ik heb vaker concerten met het koor en met V. als pianist, en ook maakt hij vaker mijn partituren netjes. Maar dit keer is het anders. Die cantate, mijn eerste serieuze werk als componist, alweer 13 jaar geleden, is onze signature song. En ik moet erin aantreden als baritonsolist, met noten die me een decennium later minder makkelijk afgaan. Toch is dát het niet, wat me in een lichte, tintelend actieve roes van werklust en nerveuze opwinding brengt: het is, denk ik, vooral het feit dat ik dit niet alleen doe, dat ik niet alleen als baasje voor dat koor sta, maar dat iemand anders zo serieus meedenkt en het tot zijn eigen verantwoordelijkheid heeft gemaakt. Dat doet me denken aan de oude dagen van La Passione, waarin Vincent en ik samen (nos contra mundum) het beste uit alles haalden, vanuit ons gemeenschappelijk geloof in het Belang van de Zaak en in het ongetwijfeld ongehoord prachtige en onontkoombare eindresultaat. Ik vind zo intensief samenwerken fijn en doe het te weinig. Dat besef daalde in toen ik meteen na de strandwandeling me boog over maatnummers, notenwaarden, metronoom-aanduidingen, verbindingsboogjes en dynamische tekens, alsof er niets anders bestond op de wereld.
De garage belde. Maar zelfs de schadeanalyse, het feit dat ik mijn auto een week moest missen en de gepeperde rekening konden mijn goede humeur niet bederven.


Vrijdag 28 november 2025, 20:30 uur:

Linnaeus, een botanische cantate

Linnaeuskoor Amsterdam o.l.v. Jan-Paul van Spaendonck
Met onder anderen Vaughan Schlepp, piano en Lucas van Helsdingen, sopraansax en basklarinet

Café Belcampo, OBA
De Hallen, Amsterdam (Hanny Dankbaarsteeg 10)
Toegang 15 euro
Reserveren: cafebelcampo.nl/agenda


vrijdag 14 november 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog 64: een najaarslied


Vrijdag, de 14e november van ons jaar 2025: van alle herfstige dagen van de afgelopen maand was dit de herfstigste. Een dikke grijze lucht vol motregen, een lichte maar strenge wind die ook hardnekkige blaadjes liet dwarrelen, een palet van kleuren die niet meer vlamden maar tot een harmonieus roodbruin versmolten. Het seizoen had een verzadigingspunt bereikt. Hierna zouden er gaten in de wereld vallen waardoor je de winter zag liggen. 
Ik zat op een bankje. Natte kont, ik had niet de moeite genomen een stukje bank droog te wrijven. Het park was praktisch van mij, net als tijdens de pandemie, lang geleden. Een reiger vloog op, ging klapwiekend over de sloot linksaf, bedacht zich, maakte een lompe draai en verliet mijn zichtveld over rechts. Een aalscholver dook onder, kwam een paar meter verder met lege snavel boven. Het water zag er koud uit. 
Voor mijn rechteroog danste een vlek, een lasso die werd uitgeworpen als ik van kijkrichting veranderde, de lus miste altijd doel. Het was begonnen met lichtflitsen en geschitter in mijn ooghoeken, de volgende dag was de dansende vlek er. Een tweede ring van Weiss, de oogarts beaamde het. De eerste was nog zichtbaar op mijn netvlies zei ze - dat ik die bijna nooit meer zag kwam door het corrigerend vermogen van ons brein: nutteloze visuele informatie wordt weggefilterd op den duur.
Hoewel ik niet blij was met deze nieuwe blijk van veroudering vond ik het een bevredigend idee dat de fantoomring op mijn linkeroog links in Amsterdam, in OLVG-West, en die op mijn rechteroog rechts in de stad, in OLVG-Oost was gediagnostiseerd. Als je dan toch iets mankeert dan maar liever symmetrisch. Jazeker, als kind telde ik stoeptegels.

                                                                                *

Gisteren was ik bij Vaughan. Hij begeleidt het Linnaeuskoor bij veel van onze concerten. Soms neemt zijn eveneens prachtig spelende partner Felicity het van hem over. Op de repetities speel ik zelf piano maar bij openbare optredens besteed ik dat het liefste uit aan bekwamere handen zodat ik de mijne vrij heb om te dirigeren.
Vaughan was bezig geweest de cantate die ik voor het 20-jarig bestaan van het koor heb geschreven te zuiveren van onhandigheden (het was mijn eerste ervaring met het notenprogramma Finale geweest) en er een doorlopende, professioneel ogende partituur van te maken. Ik zat naast hem en keek mee op het grote scherm van de Mac. Verwonderd over al die noten die ik dertien, veertien jaar geleden had bedacht. Linnaeus, een botanische cantate heet het stuk voluit. En het moest klinken als een boeket veldbloemen. De teksten zijn een polyglotte verzameling uit diverse bronnen en de muziek is eclectisch, zéér eclectisch. Ik heb er alles ingestopt wat ik kende. Van Latijnse hymnen alla Orff, via folk, belcanto, hoogromantiek, een Zweeds kinderliedje en het neoclassicisme van Stravinsky tot recitatieven die pendelden tussen Bach, Puccini en Monteverdi. Ik weet nog dat ik destijds twijfelde of dit wel kon. Ik heb in het beginstadium een stukje laten horen aan een in de kunsten geletterde vriend en hem die vraag voorgelegd; hij was van mening dat er niets aan de hand was en dat ik gewoon moest doorgaan met dit huzarenstukje. Zo ontstond een hommage aan de Zweedse arts, plantkundige, zoöloog en geoloog die ons koor zijn naam heeft gegeven. (Puur toeval trouwens: het koor repeteert op het Linnaeushof).
In de loop der jaren hebben we de 'Linnaeus Cantate' een goede handvol keren uitgevoerd, meestal op een plantkundige locatie, in een hortus of palmenkas. 
Dit najaar bezingen we de grondlegger van de biologische taxonomie op onze vaste stek: de OBA in de Hallen. Kom luisteren!




vrijdag 7 november 2025

STEMMINGEN


Soms word ik wakker alsof ik hier niets te zoeken heb.
Dat mailde ik mezelf, om het niet te vergeten, vlak voordat ik slapen ging. 
Het was bedoeld voor een stukje over stemmingswisselingen. Ik had een gesprek gehad met mijn oude vriend de zingende psychiater E. en onder veel meer was de bipolaire mens aan bod gekomen. Hoe leg je iemand die het verschijnsel niet kent, uit wat een ochtenddepressie is? Hoe vertel je hoe het voelt als je wakker wordt met die uitgeputte, naargeestige ontheemdheid die ik in bovenstaand citaat beschrijf? Theoretisch weet je, dat opstaan, douchen, de gewone dingen doen, de beste remedie is, maar eer je je daartoe kunt zetten is er veel moed-verzamelen nodig. Een wekker zou gunstig zijn, een vaste baan, de van hogerhand opgelegde verplichting om uit je bed te stappen - ik heb het allemaal in de kliniek waar ik destijds zes weken verbleef geleerd. 
De Zenmeesteres had me die morgen verrast met een formulering die ik nog niet had gehoord. Voor de meditatie inging had ze gezegd: wees welkom in je lichaam. Dat verzoende me plotseling met allerlei twijfels: ach, laat ook maar, gewoon even een half uurtje zitten en ademen. 
Mijn geleerde vriend vertelde dat hij soms strontziek werd van de duizenden vragenlijsten en de eindeloze reeks stempels en categorieën waar zijn vakgebied van uitpuilde en dat hij meer waarde hechtte aan een intuïtieve benadering van iedere client als een uniek en eenmalig mens, een buitencategorie. Ik hoop dat ik hem goed begrepen heb. Je moest tastend in het hoofd van de ander kruipen en de formulering vinden die bij diegene dat inzicht of die verbetering aanstuurde waarnaar je op zoek was. Ik vergeleek het met het gebruik van de metafoor in het zangonderwijs, waarover mijn eindscriptie van het conservatorium ging. Und die Welt fängt an zu singen, triffst du nur das Zauberwort, verwoordt Eichendorff het in een beroemd gedicht. Magie en neurobiologie hebben veel gemeen, vertelde mijn vriend. Denkbeelden en gevoelens sturen het immuunsysteem aan, net zo goed als farmacie dat doet, de twee zouden elkaar moeten tegemoetkomen in plaats van te bestrijden. (Ik hoop dat ik hem goed begrepen heb.)
De dag ervoor, na de woensdagse koorrepetitie, had een andere tenor me gevraagd hoe het met me ging. We keken naar de volle maan, waarlangs wolken streken. Ik aarzelde met antwoorden. Ik had nog steeds vrij veel last van de naweeën van een euforisch reisje door het oostelijke buurland. Mijn aangeboren stemmingsstoornis speelde op, aangewakkerd door de sturm und drang van de zinderende herfst, de wisselende decors van het Teutoburger Wald en een teveel aan spraakwater (vooral Dunkelweizen en Grauburgunder). Had ik soms last van de herfst, van de vallende blaadjes? wilde deze tenor weten; hijzelf merkte eigenlijk niets van de wisselende seizoenen en verheugde zich reeds op de eerste erwtensoep.
Nee, zei ik, last is het woord niet. Ik houd erg van de herfst maar als ik me te veel overgeef aan het wild-romantische ervan kan ik van de weeromstuit flink in de put raken. Het laatste kan ik missen als kiespijn, het eerste zou ik niet graag willen missen, hoewel een leven zonder highs (en daarmee ook lows) natuurlijk in alle opzichten veel verstandiger is.
Vanochtend stond ik op met de lust, noem het maar zo, om een stukje te gaan schrijven. Dat is wel wat anders dan die zwarte tegenzin die ik eerder noemde. Tegelijk vind ik die plotselinge ervaring van zinvolheid bij het vooruitzicht iets te gaan formuleren verdacht. Voor je het weet jaag je de stemming in je hoofd weer te hoog op, en voor je het weet komt er weer een maandag waarop je niets te zoeken hebt. 


Illustratie: Andreas Aschenbach (1815-1910): "Aufklarung, Küste von Sizilien" (1847)


[Uit deze notities valt met flinke inspanning en geslepen concentratie een samenhangend verhaal te maken - maar uit zelfbescherming tik ik dit - een schets, meer niet - op yoghurt en koffie in plaats van bij de vrijmibo. Geen euforie, wat ik bidden mag!]