vrijdag 14 december 2018

Vagen en bekenden


En? Hoe was het om Nacht en Ontij voor de tweede keer mee te maken?
Om de woorden van het lied aan te halen: het was een avond 'vol sagen en legenden, vol vagen en bekenden'.
Het geluid in Het Tolhuis (Paradiso-Noord) was helaas lang niet zo goed als in de Antwerpse concertzaal deSingel, waar ik Mauro Pawlowski en zijn Braaknoot Ensemble voor de eerste keer Boudewijn de Groots psychedelische cultklassieker uit 1969 hoorde uitvoeren. Het videoscherm was eigenlijk alleen geschikt voor vakantiekiekjes en ging ook nog eens grotendeels achter de muzikanten schuil, dus de wervelende en indringende projecties werden ons door de neus geboord. En ik wist wat me te wachten stond - dus de blijde verrassing van mijn eerste kennismaking bleef uit. Maar verder... Een feest! Ik deed in gedachten een woeste rondedans met de kollen en kobolten (die voor de gelegenheid tot kobolden zijn gecorrigeerd) en genoot wederom met volle teugen van deze sympathieke hommage aan een van de muzikale en poëtische ijkpunten van mijn jeugd.
'De Meester is in de zaal,' had Pawlowski met gedempte stem laten weten. En ja, daar stond hij, achterin, quasi onzichtbaar, De Groot. We komen elkaar zo eens in de paar jaar tegen, meestal bij gelegenheden waarbij Lennaert Nijgh wordt herdacht, en we maken dan een praatje, doorgaans op mijn initiatief. Ook dit keer stapte ik op hem af. Daar is enige moed voor nodig want zijn verlegenheid maakt dat hij iets onbenaderbaars heeft. Hij had het mooi gevonden, zei hij, hij was tevreden. En hij vertelde een anekdote over gitarist Eelco Gelling die ik gretig aanhoorde. Mauro, een aardige en eveneens bescheiden man, was erbij komen staan en onthulde dat de gitarist van zijn band Elko heette en wel degelijk vernoemd was naar ons beider idool.
Wat langer sprak ik met Boudewijns vrouw Anja, de tweede van Lennaerts drie vrouwen, die me bekende dat ze net als ik zo langzamerhand haar buik vol heeft van de manier waarop Haarlemse kringen de nagedachtenis van Lennaert uitmelken, meestal tot meerdere eer en glorie van zichzelf.
En kijk! Daar aan de bar stond Frans Grapperhaus, de cellist die ik in Antwerpen had gesproken. Ik had hem destijds gevraagd waarom de strijkers het opzwepende slotthema staccato speelden in plaats van legato, zoals op de plaat. Hij was verbaasd geweest, de plaat had hij nooit gehoord. Ik stak mijn duim op, nu hadden ze het mooi gebonden gespeeld, zoals het hoort. Had hij inmiddels dan toch de plaat beluisterd? Zijn ronde ogen twinkelden, een Boeddha-glimlach trok zijn mond breed. 'Nee,' zei hij verwonderd, 'maar jij had het toch gezegd?'
We praatten over Vincent, de zingende cellist met wie ik jarenlang La Passione heb gevormd. Grapperhaus vond dat geen sinecure, tegelijk zingen en cellospelen. Een lange, benige man met een choker luisterde mee en vertelde dat hij ons ooit had zien spelen in de grachtengordel. Wat hij ervan gevonden had liet hij in het midden. Er stond een volle vrouw met een pinnige bril bij die me bekend voorkwam. En ik haar. Vage bekenden van lang geleden.
Eenmaal buiten op de IJ-oever met zijn flonkerende lichtjes vroeg een bleke vrouw met donker haar me om een sigaret. Ik offreerde haar een Camel. 'Ik ken jou ergens van,' zei ik voor de tweede keer die avond. 'Caya,' stelde ze zich voor. De dochter van Boudewijn! Oeps, deed het in mijn hoofd. Ik improviseerde dat ik haar natuurlijk van Flikken Maastricht kende, onder andere, maar dat ik bedoelde, dat we elkaar ook persoonlijk ergens hadden ontmoet. 'Zal wel bij een van die Lennaert-dingen zijn geweest,' rommelde ik. Ze lachte en bedankte nogmaals voor de sigaret. Zij scheen er niet mee te zitten maar ik voelde me een beetje lullig. Ik vind het sowieso altijd moeilijk om met beroemdheden om te gaan. Ik voel me algauw opdringerig en sterbelust. Zelfs als ik het volste recht heb om ze te benaderen omdat we een gedeeld verleden hebben voelt het alsof ik iets onoorbaars doe. Eigenlijk ben ik net zo verlegen als Boudewijn de Groot. Nu alleen nog zien, net zo beroemd te worden.

(Maar, alle psychologie terzijde -  al met al, als gezegd: een feestelijke avond. Toen de pont aanmeerde gingen we opgetogen aan boord om het donker kolkende IJ over te steken. Mijn broer (die er ook in Antwerpen bij was) had de volgende dag vrij genomen. Zijn twee vrienden (eveneens grote fans) ook. Ze moesten nog een trein zien te halen. Maar terwijl mijn vriendin en ik naar de tram liepen zagen we ze doelbewust Hotel Victoria in marcheren om, desnoods voor tien euro het glas, nog een laatste biertje te gaan drinken.)


Geen opmerkingen: