vrijdag 14 juni 2024

Voorheen Rookzangers Notitieblog 53: Bloot

Samen met een groepje leeftijdgenoten ga ik wekelijks naar een zaal hier vlakbij om daar een klein uur te zitten zwijgen. Dat bevalt me al een decennium lang uitstekend. Ik voel me omarmd door gezelschap maar hoef niet te praten. Eenzaamheid in verbondenheid heet dat in Zen-taal. Na afloop trek ik mijn schoenen aan, groet kort, en ga mijns weegs; meestal richting park waar ik op een bankje verder ga met zwijgen.
Maar nu en dan vindt de Meester dat we elkaar beter moeten leren kennen en organiseert ze een koffie of een lunch, doorgaans aan het eind van het seizoen.
Gisteren was het zover. Ik zag er lichtjes tegenop.

In het café van het buurthuis was de lange tafel al gedekt. Ik had me gedwongen om rustig aan te doen maar was toch bijna de eerste. Alleen een nieuwkomer, een fitte zeventiger, was me voor geweest. Ik bestelde net als hij een cappuccino. 
Toen iedereen zat kwam het gevreesde voorstelrondje. Ik associeer dat vooral met mijn klinische opname en de nazorg daarvan. De juf wees mij aan om af te trappen. Ik hield het luchtig en refereerde aan mijn plezierige jaren in het clubje en dat ik zelfs C. , toch een van de absolute diehards, nog had zien komen. Na mij stelden de twee nieuwkomers zich voor. De fitte zeventiger als eerste. Ze bleken beiden recent hun partner te hebben verloren en vonden enig soelaas in de beoefening van onze meditatie. Tijdelijk. 
De volgende sprekers waren, aangestoken door deze ontboezeming, al even openhartig. Alleen C. beweerde niet te kunnen zeggen waarom ze aan Zen deed en wat het met haar deed. Ze deed het, vond het prettig, maar gek genoeg steeds moeilijker hoe verder ze kwam. Dat bewees haar superieure status, vond ik. Geen intellectuele verklaring, geen positieve riedel. Gewoon trouw zitten op dat kussentje.

De broodjes verschenen, liefdevol klaargemaakt door de vrijwilligers en met verse bieslook of rucola versierd. Het gesprek werd drukker. Mijn fitte buurman was universitair docent Nederlands geweest. Hij informeerde naar mijn beroep. Zanger? Daar hoorde hij van op. Hij vond me zo'n mysterieuze introverte man, hoe was dat te rijmen met het artiestenbestaan? Het was opeens stil geworden, iedereen keek mijn kant op.
Ik hoorde mezelf bedachtzaam vertellen over mijn beroepsleven en mijn vaak daarmee botsende persoonlijkheid. Het viel me onderwijl op dat ik eerlijk was en dat ik rustig bleef. Ik vergat niet af en toe mijn toehoorders aan te kijken.

Weer in het park voelde ik me anders dan normaal na zo'n blootstelling aan aandacht. Misschien voor het eerst sinds jaren had ik niet vanachter een neergelaten scherm met vreemden gepraat. Ook had ik het tegenovergestelde niet gedaan: ik had niet geprobeerd om leuk en onderhoudend te zijn, iets waarvan ik altijd een kater krijg. Het was wel een beetje geweest alsof ik daar in mijn blootje had gezeten. Iedereen keek naar mijn moedervlekken, mijn buik, mijn piemel, mijn tattoo. En ik vond het niet erg. Er was geen schaamte. Ik was te oud om verstoppertje te spelen en hier was ik veilig.

                                                                   ***

In mijn vorige blog schreef ik dat het titelblad van de liederen van Paul Florus Sanders waarnaar ik tevergeefs op zoek was, versierd was met een houtsnede van Frans Masereel. Inmiddels heb ik de liederen antiquarisch besteld en heb ik ze toegezonden gekregen. De grove belettering (géén afbeelding zoals ik me herinnerde) blijkt van de hand van beeldhouwer en graficus Jan Havermans (1892-1964). Dat staat althans in een meegezonden kopie van een artikel uit Mens en Melodie uit 1985.
In datzelfde gekopieerde artikel lees ik dat er in dat jaar drie exemplaren van deze zeldzame uitgave uit 1924 zijn teruggevonden en dat die, wegens die zeldzaamheid, een waarde vertegenwoordigen van 225 gulden per deeltje!
De boekhandelaar had de zin met dat bedrag onderstreept. Hij gaf daarmee aan: ik heb dit wel degelijk gelezen, en toch vraag ik maar 5 euro voor dit kostbare drukwerk.
Wat is er tussen 1985 en 2024 gebeurd dat er zoveel minder waarde wordt gehecht aan een puntgaaf exemplaar van de Drie liederen door Paul F. Sanders? 
Is kunst inderdaad een linkse hobby geworden? 



Geen opmerkingen: