Er lag een voorzichtige betovering over de dag. Op de windluwe terrasjes zaten de hoofdstedelijke hedonisten al in hemdsmouwen aan de sauvignon blanc. En waarom ook niet? Zij plukten de dag: was hij rijp om te oogsten, dan was dat zo, ook al klopte de datum volgens de boekjes nog niet. Ook de ooievaars keken slechts naar de hemeltekens en maalden niet om officiële lente, meteorologisch of niet. Ze scheerden in grote kringen over het park. Ik zag hoe rood hun bek was, hoe wit hun veren. Op het nog lege nest klepperden ze door de kop in de nek te werpen en castagnetten te spelen met hun snavels. Ze hadden er duidelijk zin in, het tempo van hun cyclus scheren en klepperen was vrij opgewonden, lag hoger dan later in het jaar. Ik herinnerde me dat ik twee jaar geleden iets geschreven had over die vogels en nam me voor het thuis op te zoeken.
Ondertussen vroeg ik me af of ik nu baard en haar al moest kortwieken, zoals ik meestal pas rond de eerste maart doe. En welke jas, welke trui te dragen? Wat ik nu aan had was duidelijk te warm.
Toen ik de straat was opgegaan en die betovering had bemerkt waren mijn gedachten onmiddellijk uitgegaan naar Maigret. Dat is steun zoeken bij een soortgenoot: de ene onbuigzame mens klampt zich vast aan de vertrouwde gewoontes van die andere liefhebber van geruststellende routine. Maigret laat voor het eerst van het jaar zijn overjas in de kast en loopt met open jasje door de eerste lentedag. Zijn pas wordt minder doelbewust, hij kijkt goed om zich heen. Jeugdherinneringen komen in hem op. Degelijke passages zijn her en der te vinden in de reeks. Maar nooit spelen ze medio februari.
Ik heb het vast wel eens gezegd op deze plek: ik ben, met al mijn inspanningen, een erg slechte zen-student. Ik blijf me verzetten tegen zaken waartegen zich verzetten totaal zinloos is. Tegen verandering, vooral. Meestromen met de onvermijdelijke loop der dingen lukt me slecht.
Thuisgekomen zocht ik zo'n Simenon-passage over de eerste lentedag op. Ik vond er een op op de eerste pagina van Maigret en de clochard. In gedachten verving ik 25 maart door 14 februari.
Daarna zocht ik de ooievaars op die mijn blog destijds niet gehaald hadden. Ook die tekst kon ik traceren. Het was een raar probeersel, maar het snel en succesvol opzoeken van beide teksten was prettig. Ik ging voor de spiegel staan en knipte een voorzichtig stukje baard af. Nu nog een tijdelijke jas uitzoeken en alles was weer in orde.
Ondertussen vroeg ik me af of ik nu baard en haar al moest kortwieken, zoals ik meestal pas rond de eerste maart doe. En welke jas, welke trui te dragen? Wat ik nu aan had was duidelijk te warm.
Toen ik de straat was opgegaan en die betovering had bemerkt waren mijn gedachten onmiddellijk uitgegaan naar Maigret. Dat is steun zoeken bij een soortgenoot: de ene onbuigzame mens klampt zich vast aan de vertrouwde gewoontes van die andere liefhebber van geruststellende routine. Maigret laat voor het eerst van het jaar zijn overjas in de kast en loopt met open jasje door de eerste lentedag. Zijn pas wordt minder doelbewust, hij kijkt goed om zich heen. Jeugdherinneringen komen in hem op. Degelijke passages zijn her en der te vinden in de reeks. Maar nooit spelen ze medio februari.
Ik heb het vast wel eens gezegd op deze plek: ik ben, met al mijn inspanningen, een erg slechte zen-student. Ik blijf me verzetten tegen zaken waartegen zich verzetten totaal zinloos is. Tegen verandering, vooral. Meestromen met de onvermijdelijke loop der dingen lukt me slecht.
Thuisgekomen zocht ik zo'n Simenon-passage over de eerste lentedag op. Ik vond er een op op de eerste pagina van Maigret en de clochard. In gedachten verving ik 25 maart door 14 februari.
Daarna zocht ik de ooievaars op die mijn blog destijds niet gehaald hadden. Ook die tekst kon ik traceren. Het was een raar probeersel, maar het snel en succesvol opzoeken van beide teksten was prettig. Ik ging voor de spiegel staan en knipte een voorzichtig stukje baard af. Nu nog een tijdelijke jas uitzoeken en alles was weer in orde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten