Ik kwam thuis van een koorrepetitie en trof mijn dochters in de woonkamer aan. Aan het gezicht van mijn jongste zag ik dat ze me iets bijzonders te vertellen had.
'Je raadt nooit wie ik vanavond op bezoek had.'
Dat was zo definitief gesteld dat ik het raden niet eens probeerde.
'Weet je nog wie Karel is?'
Ik tastte even in het duister, maar toen begon me iets te dagen.
'Karel, de kauw?'
In het dierenasiel waar mijn dochter vroeger werkte was een permanente logé, een handtamme kauw. Ooit opgenomen na een verkeersongeval en daarna gehospitaliseerd. Eigenlijk zijn gedomesticeerde wilde vogels verboden. De wet schrijft voor dat ze afgemaakt, of, in het jargon van de dierenzorg, 'ingeslapen' moeten worden. Maar Karel was geliefd en mocht stiekem blijven. Kareltje had een bijzondere band met mijn dochter. Hij zat op haar schouder en maakte verliefde geluidjes terwijl hij met zijn snavel in haar nek wroette. Hij had een speciale roep die alleen voor haar bedoeld was. Toen ze ontslag nam deed het haar verdriet dat ze Kareltje niet meer zou zien.
Die avond had ze haar kamer schoongemaakt en opgeruimd en het raam stond open. Plotseling hoorde ze een vertrouwd geluid. Ongelovig leunde ze naar buiten en riep 'Karel!'
'Ik voelde me een volslagen idioot,' vertelde ze. 'Maar het was echt waar. Hij kwam aanvliegen. Ik stak mijn hand uit en hij landde erop. Even later zat hij met zijn veertjes te schudden en te knorren van plezier.'
Ik stelde me de vogel voor, die twaalf kilometer had gevlogen, over de stad, om na al die jaren zijn geliefde bazin op te zoeken.
'Maar hoe kon hij in godsnaam weten waar je woont?'
Ze vertelde dat hij ooit eens eerder was ontsnapt en met haar meegefladderd was toen ze naar huis fietste. Na een tijdje was hij moe geworden en had rechtsomkeert gemaakt, maar blijkbaar had hij de route in zijn kraaienkopje opgeslagen. Daarna had hij net zolang gezocht tot hij het juiste raam uit al die verlichte vensters had gepikt.
'En wat heb je toen gedaan, heb je hem gehouden?' Ik dacht aan Edgar Allan Poe. Een tamme kauw is niet hetzelfde als een huisraaf, maar het komt in de buurt.
'Nee,' lachte mijn dochter. 'Je mag geen wilde vogels houden, weet je nog? En dan, met die katten van ons...'
Ze had haar voormalige baas gebeld en die was Kareltje komen halen. Ze had hem moeten beloven dat ze af en toe eens op bezoek kwam.
'Wat een wonderlijk verhaal,' zei mijn oudste dochter. 'Dat zou iemand moeten opschrijven.'
(Illustratie: Paul Gustave Doré, 1832-1883)
'Je raadt nooit wie ik vanavond op bezoek had.'
Dat was zo definitief gesteld dat ik het raden niet eens probeerde.
'Weet je nog wie Karel is?'
Ik tastte even in het duister, maar toen begon me iets te dagen.
'Karel, de kauw?'
In het dierenasiel waar mijn dochter vroeger werkte was een permanente logé, een handtamme kauw. Ooit opgenomen na een verkeersongeval en daarna gehospitaliseerd. Eigenlijk zijn gedomesticeerde wilde vogels verboden. De wet schrijft voor dat ze afgemaakt, of, in het jargon van de dierenzorg, 'ingeslapen' moeten worden. Maar Karel was geliefd en mocht stiekem blijven. Kareltje had een bijzondere band met mijn dochter. Hij zat op haar schouder en maakte verliefde geluidjes terwijl hij met zijn snavel in haar nek wroette. Hij had een speciale roep die alleen voor haar bedoeld was. Toen ze ontslag nam deed het haar verdriet dat ze Kareltje niet meer zou zien.
Die avond had ze haar kamer schoongemaakt en opgeruimd en het raam stond open. Plotseling hoorde ze een vertrouwd geluid. Ongelovig leunde ze naar buiten en riep 'Karel!'
'Ik voelde me een volslagen idioot,' vertelde ze. 'Maar het was echt waar. Hij kwam aanvliegen. Ik stak mijn hand uit en hij landde erop. Even later zat hij met zijn veertjes te schudden en te knorren van plezier.'
Ik stelde me de vogel voor, die twaalf kilometer had gevlogen, over de stad, om na al die jaren zijn geliefde bazin op te zoeken.
'Maar hoe kon hij in godsnaam weten waar je woont?'
Ze vertelde dat hij ooit eens eerder was ontsnapt en met haar meegefladderd was toen ze naar huis fietste. Na een tijdje was hij moe geworden en had rechtsomkeert gemaakt, maar blijkbaar had hij de route in zijn kraaienkopje opgeslagen. Daarna had hij net zolang gezocht tot hij het juiste raam uit al die verlichte vensters had gepikt.
'En wat heb je toen gedaan, heb je hem gehouden?' Ik dacht aan Edgar Allan Poe. Een tamme kauw is niet hetzelfde als een huisraaf, maar het komt in de buurt.
'Nee,' lachte mijn dochter. 'Je mag geen wilde vogels houden, weet je nog? En dan, met die katten van ons...'
Ze had haar voormalige baas gebeld en die was Kareltje komen halen. Ze had hem moeten beloven dat ze af en toe eens op bezoek kwam.
'Wat een wonderlijk verhaal,' zei mijn oudste dochter. 'Dat zou iemand moeten opschrijven.'
(Illustratie: Paul Gustave Doré, 1832-1883)
2 opmerkingen:
‘Dat zou iemand moeten opschrijven’, zeker!
En er een muzikale familievoorstelling van maken ..., zou ik er aan toe willen voegen.
Dieren hebben een goed geheugen. Zelfs vissen onthouden hun verzorgers en bezoekers en bouwen een band met hen op.
Een reactie posten