Pagina's

vrijdag 26 juli 2024

AANSPRAAK


Ik word de laatste tijd vaak aangesproken, geen idee hoe dat komt. En dan bedoel ik niet dat ze me aanspreken om mij, blijkbaar duidelijk 'van hier', de weg in Amsterdam te vragen.

Het deed me goed om deze week een op en top Italiaans stel te kunnen helpen. Ze zochten een restaurant met typisch Hollands eten - tipicamente Olandese. 
Hé, atypische Italianen, dacht ik meteen. Meestal willen hun landgenoten overal ter wereld pasta eten om vervolgens de helft te laten staan en met een lang gezicht te klagen dat het thuis beter is.
Daarna stond ik te stuntelen en hardop te denken in een moeizaam komend Italiaans. Waar eet je nog vlees, groenten en aardappelen? Want dat was de culinaire wens van dit knappe jonge stel. Ik kon ze moeilijk naar de gaarkeuken van het buurthuis sturen en betreurde het dat La Falote Corona niet had overleefd: in dat eethuisje serveerden ze voor een zacht prijsje een daghap van bijvoorbeeld sudderlapjes, rode kool en dampende piepers. Soepje vooraf, vla toe. Hollandser kon het niet.
Net toen ik vreesde het op te moeten geven schoot mijn geheugen me te hulp. Loetje, fluisterde het in mijn oor.
Natuurlijk! Biefstuk met jus en wittebrood, Amsterdams zaterdagavondkostje... Ik wees de Italianen opgelucht via de Ruysdaelstraat naar het Johannes Vermeerplein en hoop maar dat de beroemde ossenhaas van Ludwig 'Loetje' Klinkhamer ze heeft gesmaakt.

Maar wat ik bedoel is dat ik steeds vaker word aangesproken zonder praktisch doel maar gewoon, om een praatje te maken. Ik beschouw het maar als een teken dat het goed met me gaat, dat ik benaderbaarheid en innerlijke rust uitstraal?
Vanmiddag zat ik in het park na een onvoorziene vertaalsessie. Mijn vriend Robert had me een vertaalde songtekst toegestuurd en voor ik het wist was ik, aanvankelijk tegenstribbelend en met een zekere weerzin, maar algauw met de oude bedwelmende fascinatie, ondergedompeld in een twee jaar geleden begonnen project, de vertaling van A Passion Play, het cryptische en pretentieuze conceptalbum uit 1973 van Jethro Tull. 
Op het bankje tegenover de ooievaars draaide ik als een gebedsmolen een kwatrijntje uit The Flight from Lucifer (Vierde Acte) rond. 

Everyone's saved, we're in the grave.
See you there for afternoon tea.
Time for awaking the tea lady's making
a brew-up and baking new bread.

Over een eerdere vertaling was ik ontevreden, vandaar dat gebedsmolentje. Er moest toch iets beters te bedenken zijn dan mijn wel héél vrije parafrase?

'Is er nog maar één?'
Ik keek opzij. Een man die ik al jaren door het park zie lopen, rondje na rondje, steentjes schoppend en nauwelijks om zich heen kijkend. Aan de drank, in de war, dakloos, ontslagen en door en door verveeld? Geen idee. Stroblond piekhaar om een roze gezicht. Uitdrukkingloze ogen achter een ronde plastic bril. Sandalen, driekwartbroek. We kennen elkaar van gezicht, we horen bij de habitués, maar doen net of we elkaar niet zien bij onze rondjes. Tot nu dus.
'Nee,' antwoordde ik. 'Ze zijn er allebei nog, maar een van de twee is een eindje vliegen.'
'Er waren er eerst toch drie?'
'Ja, maar één is te vroeg uit het nest gesprongen. Hij ging fladderend ten onder. Hij verblijft nu in de opvang. Het gaat goed met hem (of haar), binnenkort zal-ie wel losgelaten worden.'
'Ze moeten eerst wel een beetje met die vleugels oefenen, toch?' meende de stroblonde man. 'Is dat een van de jongen of een van de ouders?'
'Een jong. Dat zie je aan de zwarte snavel. Die van de ouders zijn rood. Nu worden ze nog gevoerd door de ouders maar ze zullen binnenkort wel uitvliegen.'
'Het wordt tijd ook,' grinnikte hij en slofte verder, de blik op zijn bestofte sandalen gericht. 

Het kostte me even om mijn gedachten te verzamelen. De habitués, de parklanterfanters, spraken me één voor één aan de laatste tijd, alsof het zo afgesproken was. Ik zou niet langer anoniem door het groen kunnen wandelen, Im Walde mompelend als er een wolk voor de zon schoof en de schaduwen van de bladerrijke bomen diep en donker waren. Ik werd in de gaten gehouden. 
Maar daar was het passiespel weer. Het molentje draaide, eerst stroef, daarna lekker ratelend.

De druk is eraf, we zijn in ‘t graf.
'k Zie je daar, zo tegen theetijd.
Nu maar eens opstaan, vers brood zal erin gaan,
de theejuffrouw schenkt nog eens in. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten