Pagina's

dinsdag 2 oktober 2018

DAGJE DELFT


Om de verjaardag van mijn moeder te vieren besloten we een dagje Delft te doen. 'De stad waar de Oranjes slapen in de Nieuwe Kerk is voor mij niet veel meer dan een naam', had ik er ooit over gezongen. Dat was een beetje overdreven, want ik was er wel degelijk een paar keer geweest. Maar dat was voor werk. En al had ik dan het Requiem van Fauré gezongen boven bij het orgel van de Nieuwe Kerk, met uitzicht op het praalgraf van Willem van Oranje, van de stad zelf had ik toch weinig benul. Drieëntwintig jaar na mijn moeders dood moest dat toch echt eens veranderen.
Eén duidelijke wens had ik. Boven mijn schouw hangt een ets van de Oostpoort, afkomstig uit het huis van mijn opa en oma in de Rijnstraat. De wens om die in het echt te zien werd meteen gehonoreerd, op weg naar de parkeergarage kwamen we erlangs. Ik zag er maar één kerktorentje achter in plaats van de twee op de ets, maar daar zou wel een redelijke verklaring voor zijn. Dit was toch echt de plek die me mijn hele leven al zo vertrouwd is.
Ik haalde Wegwijs in Nederland van dr. L. van Egeraat uit mijn jas en daar gingen we. Ik vind het aardig om toerisme te bedrijven met oude reisgidsen. Je krijgt er gratis een extra excursie bij -  door de tijd. Wat is er veranderd sinds Il Dottore zijn lyrische woorden schreef? Wat is er nog, wat is onherroepelijk verdwenen?
Om maar meteen het antwoord te geven: er is gelukkig maar heel weinig veranderd in het historisch hart van Delft sinds 1962. Er is wel veel bijgekomen. Al vanaf het moment dat we een taartje aten in een trendy chocolaterie op de Grote Markt ('op je gezondheid mam!') hadden we het gevoel in een stad te lopen die de zegeningen van onze tijd omarmt maar haar geschiedenis opvallend zuiver heeft bewaard. Er is weinig aan het straatbeeld bedorven en toch is er geen sprake van een popperig openluchtmuseum. Van Egeraat sprak destijds de wens uit, dat Delft, desnoods als enige Hollandse stad, zijn grachten niet zou dempen. Ze liggen er nog, zonnig of schemerig, overschaduwd door bomen, door sierlijke bruggetjes overspannen, en omringd door schilderachtige grachtenpandjes. Vermeer is nooit ver weg hier. En dan heb ik het niet over de souvenirs, waarvan de nadrukkelijke aanwezigheid trouwens best meeviel. Nutella- en kaaswinkels heb ik ook niet gezien, goddank. Wel een zaak met honderden soorten bier, Flink Gegist geheten, waar een lokale amateurbrouwer de kwaliteiten der verscheidene hopvarianten met het personeel besprak, met de tongval van mijn opa en oma, zangerig, een soort Rotterdams light. Maar dat reken ik dan maar tot die zegeningen.


Aan de Koornmarkt ligt het Museum Paul Tetar van Elven. Daar toonde mijn gids zich voor het eerst gedateerd. 'Krachtens wens van de stichter is het bezoek gratis, maar u moet er thee of koffie drinken uit onvervalst Delfts blauw'. Gratis was het nog steeds - met Museumkaart - maar om die thee en koffie uit Delfts blauw moest de suppoost hartelijk lachen. 'Nee, dat doen we niet meer.' Ik had er eerst zomaar wat willen rondkijken, maar werd aangenaam getroffen door de afwezigheid van elke interactieve spitsvondigheid en ook aan bordjes, naamplaatjes en andere informatiedragers deden ze niet. Dus kwam ik op mijn voornemen terug en even later kregen we een boeiende en welbespraakte rondleiding door het woonhuis annex atelier van de negentiende-eeuwse schilder, kopiist, tekenleraar en verzamelaar. Een knus en overdadig stilistisch ratjetoe, een volgepropte bijouteriedoos van Couperiaanse allure.
Enige kerken, monumentale panden, 'ontroerend mooie' grachten, en zelfs een 'stuk juichende gotiek' later streken we moe neer op een druk terras aan de Verwersdijk. Ik had het koud gekregen en liet me aangenaam verwarmen door de nazomerzon, die hier pal op scheen. Toen die achter de gevels aan de overkant van het water was verdwenen stapten we op.
En daar beleefden we de eerste smet van deze fraaie en vriendelijke stad. Hongerig, en zorgeloos geworden door zon en de genoten drankjes liepen we de eerste de beste Italiaan binnen die we tegenkwamen. Het was er reuze gezellig, dat wel. Maar toen ik even later op een stuk oudbakken en nog ijskastkoele focaccia zat te kauwen betreurde ik het wel dat we niet wat zorgvuldiger waren geweest in onze keus. We waren te zeer op ons goede gesternte en onze leidsman gaan vertrouwen aan het eind van deze mooie dag. 'Waar te eten in Delft?' -  de alwetende Van Egeraat had helaas gezwegen over de lokale horeca.


Gezicht op de Oostpoort door Cees Bolding (1897-1979)



2 opmerkingen:

  1. Een Amsterdammer in Delft. Dat moet wel bijna een verhaal opleveren dat de vorm van een soort keuring aanneemt. Ooit was ik 10 jaar lang een Delftenaar, dus ik las je verhaal met meer dan normale belangstelling.

    Inderdaad, de Delftse binnenstad heeft de eeuwen vrij goed doorstaan.
    Wel vraag ik me af hoe je de stad bent binnengekomen. Ik vermoed zomaar dat dit niet via het station was. In die omgeving is de eerste indruk van Delft namelijk radicaal anders dan vijftien jaar geleden nog het geval was.
    Maar het station ligt eigenlijk net buiten de oude binnenstad, wat trouwens bij de meeste oude Nederlandse steden het geval is. Hoewel men in de 19e eeuw z'n hand niet omdraaide voor het slopen van bijvoorbeeld de oude stadswallen, was het dwars door het oude centrum jassen van een spoorlijn meestal toch een stap te ver.
    Wie nu echter, rechtstreeks vanuit de kleinschalige Delftse binnenstad, de Phoenixstraat oversteekt, ondergaat toch een wat vervreemdende ervaring.

    Delft kent overigens geen Verwerstraat.
    Hoogstwaarschijnlijk lag het zonnige terras, waarover je schrijft, aan de Verwersdijk en mogelijk was het Doelenplein een meer exacte beschrijving van de plek geweest.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank voor de correctie, ik zal het veranderen. Waarschijnlijk was ik in de war met de Verwersstraat in Den Bosch, waar mijn váder vandaan kwam...

    BeantwoordenVerwijderen