Pagina's

vrijdag 7 juli 2017

BURGERARREST


Uit de Albert Heijn gekomen ging ik op een bankje zitten om mijn ‘lavakoek’ te eten. Het was een dubbelzijdig bankje. Achter me zat een jongen van een jaar of vijftien. We deelden een hoge rugleuning: de letters be in hout, voor ‘Beethovenstraat’. Toen ik het laatste hapje kleverige karamel met zeezout naar binnen had gewerkt en op wilde staan, hoorde ik opgewonden stemmen. Ik keek om en zag door de opening in de b hoe een forse man half over de jongen heen lag en hem stevig vastgreep. Hij praatte overspannen op hem in, ik hoorde het woord ‘politie’.
Een paar mensen waren blijven staan, eerst uit nieuwsgierigheid, toen om de boel in de gaten te houden. Ik ging erbij staan. Hier was iets niet in de haak, dat voelden we. We waren te beschaafd, hier in de Beethovenstraat, om ons er op voorhand mee te bemoeien, maar we stonden paraat.
De man, die de jongen in een knellende houdgreep vasthad, gaf op hoge, schrille toon uitleg aan zijn publiek. De jongen had zijn zoon bedreigd, hem keer op keer om geld gevraagd. Zojuist nog. Daar moest een einde aan komen.
‘Ben, bel jij 112,’ riep hij tegen de plaatselijke daklozenkrantverkoper, die aan was komen lopen. Ben keek ongemakkelijk en maakte geen aanstalten. Een rustige dertiger met een baard sprak redelijke woorden tegen de aanvaller. Maar die was niet tot kalmte te brengen. Hij kwam aan zijn kleren te zien net van een motor. Geen bikerstype, evenwel. Kaalgeschoren, maar eerder op de motorfiets gaan zitten door een midlifecrisis dan door iets anders. Hij had een beschaafde stem, ondanks die schreeuwerige toon. Geen spoor van een accent. Kleine pupillen in ronde grijze ogen in een pafferig, bleek gezicht. Hij zag er ongezond uit. Getergd, mogelijk overspannen, of anderszins onwel en ongelukkig.
Zou hij die jongen nou niet eens loslaten? opperde de rustige dertiger. Hij kon beter zijn beklag gaan doen bij de school, hij wist immers op welke school de jongen zat.
Nee, het moest nu écht een keer afgelopen zijn, stelde de biker. En volgens politieverordeningen was het toegestaan om een dosis ‘aanvaardbaar geweld’ te gebruiken bij een aanhouding. ‘Aanvaardbaar geweld,’ hij herhaalde het een paar keer.
Jezus, waar dacht die man dat hij mee bezig was, met een citizen’s arrest? Ik vroeg me af hoe rekbaar ‘aanvaardbaar geweld’ in zijn ogen was. De jongen was schriel, de man fors, hij drukte hem aardig plat zo langzamerhand.
De situatie bereikte een impasse. De groep omstanders was groter geworden. Iedereen waakte. De aanvaller probeerde de jongen vastgeklemd te houden en tegelijk te bellen. Het zweet stond op zijn voorhoofd.
Daar kwam een lange knappe jongen aanlopen, met een huid als vloeibare melkchocolade. Hij keek met opengesperde ogen van ‘Jezus man, what the fuck?’ en lachte ongelovig bij het tafereeltje. Een schoolvriend van de beklaagde. Hij pakte de biker bij zijn arm en zei iets tegen hem. Ik lette even niet op, en toen ik weer keek stond de benarde jongen rechtop, en was zijn belager kalm geworden. Geen idee wat hem over de streep getrokken had. Blijkbaar had de slanke jongen charisma, of was zijn handoplegging overtuigender dan de redelijkheid van de kalme man met de baard.
Ik liep weg van de scène. Er kwamen twee jonge vrouwen mijn kant op. Ze straalden de resultaten van een hoge opleiding uit en waren saai, maar duur gekleed. Ze liepen langzaam, op hun gemak, alsof ze over het gazon van een kasteeltuin wandelden. Ik viel midden in hun gesprek.
‘Je laat de pewwziken in de roomboter smoren, heel zachtjes, en dan doe je er op het laatst de quinoa en de gehakte amandelen bij.’
Gelukkig, zo kende ik mijn buurt weer.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten