Pagina's

vrijdag 3 februari 2017

Skrjabin en Sullivan: een onverwachte ontmoeting


De pianist groette, deed zijn jas uit, ging achter de vleugel zitten en speelde een paar maten. Ik herkende ze meteen.
'Ach, Skrjabin!', riep ik verwonderd uit.
Hij glunderde. We raakten in gesprek. Kees bleek ooit in zijn studietijd een enorme liefde voor de muziek van de raadselachtige Russische componist te hebben opgevat. Hij was ongeveer van mijn leeftijd, dus dat moest in dezelfde periode zijn geweest waarin vriend Karl en ik ons hadden verdiept in het even rijke als mysterieuze oeuvre van Aleksandr Nikolajevitsj Skrjabin. Wij hadden toen gedacht dat wij uniek waren in onze waardering. Bijzondere mensen, met een bijzondere smaak. Maar op datzelfde moment, honderd kilometer verder, op het Brabants Conservatorium...
De Vijfde Sonate had op zijn eindexamenprogramma geprijkt. Hij speelde een stuk van die nerveuze, vreemd hortende, jazzy muziek. Ik heb wel vaker met mensen over mijn eertijdse held gesproken, maar nog nooit met een levende Skrjabin-jukebox. Van ieder favoriet stuk dat ik noemde speelde hij de openingsmaten, feilloos. Kijk, daar was Vers la flamme.... ja, de uitvoering van Vladimir Horovitz was zonder twijfel de beste... Na al die jaren kende hij het meeste nog uit zijn hoofd. Dat het ook nog in zijn vingers zat mag wel een wonder heten, gezien de extreme moeilijkheidsgraad van deze muziek. Hij moest onnoemelijk veel uren studie gestoken hebben in wat voor mij niet veel meer dan de soundtrack van een Romantisch-Decadente periode was geweest. Alleen op de zevende sonate had hij zich jarenlang stukgebeten, hij was hem nooit helemaal de baas kunnen worden: te weerbarstig. En dan Prometheus, het Poème du feu, met dat megalomane, extatische slotkoor! We gingen verder met de verkenning van onze gemeenschappelijke wereld. Ja, Nikolaj Medtner, daar had hij zich ook nog in verdiept. Net als Karl en ik, vanuit het verlangen om méér Skrjabins te ontdekken. Maar uiteindelijk had hij die toch van het tweede garnituur bevonden. Rommelig. Aantrekkelijk grillig, zwart-romantisch en vreemd, maar zonder de dwingende visie van Skrjabin, in wiens waanzin systeem school: het door antroposofie bijeengehouden wereldbeeld van een mysticus die zich in klank uitdrukte. Ondertussen speelde de jukebox verder. Duistere flarden trokken door de repetitieruimte, als vurige en tegelijk ijzige rukwinden van een andere planeet. De koorleden die zich aan het omkleden waren voor de voorstelling die we straks zouden geven keken bevreemd op. Waar hadden die twee, hun dirigent en hun pianist, het in godsnaam over?
Kees speelde een dromerige prelude om de gemoederen te sussen. Ik vertelde over Julian Skrjabin, het jonggestorven zoontje van Aleksandr, die de belofte in zich had gehad om nóg vreemder en genialer dan zijn vader te worden. Als die niet op zijn elfde in de Dnjepr verdronken was... Kees moest lachen, dat verhaal kende hij nog niet. Toen sloegen we de partituur van The Sorcerer open. Gilbert and Sullivan, gezonde, sterke, vrolijke muziek.
Kees had net als ik al lang geleden geleerd, dat je van Skrjabin de huur niet kan betalen, tenzij je Vladimir Horovitz of Severin von Eckardstein heet. En hij had ongetwijfeld ook ontdekt (al heb ik het hem niet gevraagd) dat er in geestelijke gezondheid op den duur meer bevrediging schuilt dan in excentriciteit. Zo gaat het: je zoekt als adolescent het buitenissige, zwemt met verwoede slagen weg van de grote stroom, maar naarmate je ouder wordt merk je dat die brede rivier ook veiligheid biedt. En gezelschap. En warmte. Skrjabin was geniaal, maar ook eenzaam en gek. Niet iets om te benijden, hoe mooi de muziek ook is die aan zijn wereldvreemdheid is ontsproten. Kees had eieren voor zijn geld gekozen en was een muzikale alleskunner geworden. Ik had nooit gedacht dat de pianist die ik als begeleider van het Ouderen Songfestival had meegemaakt Vers la flamme uit zijn mouw zou schudden. Deze ontdekking gaf me een gevoel van verbondenheid en troost: Aan de Amsterdamse Grachten en het Poème du feu... er is uiteindelijk geen verschil. We wandelen door de muzikale genres als door wisselende landschappen. De Dolomieten zijn prachtig, maar de Hollandse polders hebben hun eigen charme. Alles op zijn tijd. Er is een muziek voor elk moment. En er zit muziek in elk moment.

1 opmerking:

  1. Als je niet uitkijkt wordt je nog eens een wijze oude man, die eigenlijk ook nog 's permanent in z'n hum is!
    Ik wens het je toe, Rookzanger.

    BeantwoordenVerwijderen