1.
's Avonds in bed lees ik Dickens. In Great Expectations is veelvuldig sprake van de getijden in de Theems. Niet terloops, maar relevant voor de plot. In plaats van dat ik vaststel: 'De Theems kent eb en vloed, weer iets geleerd' pak ik mijn telefoon en zoek alles op. Theems, geschiedenis, topografie, Pool of London, estuarium, getijdenrivieren in het algemeen en in Nederland en België in het bijzonder. De antwoorden bevredigen me niet helemaal, er is nog zoveel meer te weten. Het naadje van de kous, bijvoorbeeld.
Zo is mijn geestestoestand dit beginnende jaar: als ik niet mat en somber ben, ben ik overmatig actief in mijn hoofd, op het koortsachtige af. Zelfs het leesuurtje in bed, mijn vertrouwde bolwerk van geresigneerde rust, sneuvelt en verandert nolens volens in een liggend zelfonderricht, een cursus 'Alles wat je altijd al wilde weten maar waar je vroeger te lui en te onverschillig voor was'.
De enige reden die ik kan bedenken voor deze cerebrale hyperactiviteit is de fysieke verandering die heeft plaatsgevonden daarboven doordat ik gestopt ben met de forse dagelijkse inname van nicotine. Pijpen staan wijsgerig maar bevorderen de leergierigheid bepaald niet.
2.
In het park ligt nog flink wat sneeuw. Ik luister naar het lekkere geluid dat schoenen maken die over verse, stevige sneeuw lopen en denk: De sneeuw knerpt. Maar dan denk ik: Dat klopt niet, dat klinkt niet. 'Knerpen' is, om met Monty Python te spreken, een tinny word, niet geschikt voor dit ronde, volle geluid. Een stem kan knerpen, een ijselijke stem zeker, maar sneeuw toch niet. Op zijn plaats zou zijn 'knappen', een woody word. Letterlijk: brandend hout in de haard 'knapt'. En zo klinkt sneeuw die wordt betreden door stevige schoenen: 'knappend'. Ik besluit voortaan tegen de traditie in te gaan en mijn eigen verbale kompas te volgen. Knappende en geen knerpende sneeuw.
Dan besef ik wat ik aan het doen ben (ik ben de Theems aan het bestuderen) en probeer nog een tijdje op de sneeuw te lopen zonder er woorden aan te verbinden.
3.
Thuis leg ik de laatste hand aan mijn klus en stuur alles op naar de vormgever. Zo. Gedaan. Maar wat nu? Mijn nicotineloze brein zegt: doorgaan! Lekker opruimen, wat denk je daarvan? Ik vind het een uitstekend idee en ga aan de slag.
Algauw ben ik dingen aan het weggooien die ik allang had moeten weggooien. Dat voelt goed. Stoer, doortastend. Schoon schip, een vroege voorjaarsschoonmaak, kan maar gebeurd zijn: in de lente ben ik meestal te druk met andere dingen.
In een doos met allerhande paperassen kom ik een schijfje tegen. Ik doe het in de pc. Even later zie ik mezelf, zeventien jaar jonger, geïnterviewd worden door RTL4. Ik kan bijna niet geloven dat ik toen, bij de première van de folkopera Nieuw-West, nog zo jong en fris was (in mijn beleving was ik destijds al behoorlijk op weg om oud, verlopen en vadsig te worden). Ik gun me geen tijd voor ontroering, maak een back-up van het bestand en ga verder met opruimen.
Een knipsel duikt op. Uit een lokale krant. In datzelfde Nieuw-West zit ik, vijftien jaar na dat interview, op een verlaten plein. In winterjas, gebogen rug, witte baard, wit haar onder oudeherenhoed. Ik speel de liedjes die toen nieuw waren. Met een hondstrouwe verbetenheid (of is het gelatenheid?). Tussen schijfje en knipsel vloog een heel tijdperk voorbij.
4.
Ik zag laatst een item op tv over de Pyramide van Austerlitz. Dat is een landschappelijk monument in landgoed Den Treek, vlakbij Woudenberg. In de Napoleontische Tijd waren daar troepen gevestigd. Om de krijgsbeluste manschappen wat te doen te geven bedacht de generaal, Auguste de Marmont, een soort bezigheidstherapie. Het resultaat was deze piramidevormige heuvel die met een houten obelisk is getooid. Het monument was bedoeld om Napoleons overwinning bij het Zuid-Moravische Austerlitz (de zogenaamde Driekeizerslag) te gedenken. Maar ook de mannen die het gedenkteken hadden gemaakt moesten vereeuwigd worden. Dus werden al hun namen op perkament gekalligrafeerd. En die rol perkament werd in een loden koker gestopt, hermetisch afgesloten, en begraven. Voor de eeuwigheid!
Maar bij de eerste renovatie van het monument (er zouden er meer volgen) groef men nieuwsgierig de koker op. Eind negentiende eeuw. Hij werd opengeschroefd. Er zaten een paar muntjes in, en wat zwarte drab. Dat was alles wat er van de rol met de namen restte. Eén gaatje in het lood was genoeg geweest.
Gelukkig hebben we tegenwoordig de Cloud, de virtuele opslagruimte die over onze onsterfelijke nagedachtenis waakt: zo dicht bij de hemel, dat moet wel goed zijn.
's Avonds in bed lees ik Dickens. In Great Expectations is veelvuldig sprake van de getijden in de Theems. Niet terloops, maar relevant voor de plot. In plaats van dat ik vaststel: 'De Theems kent eb en vloed, weer iets geleerd' pak ik mijn telefoon en zoek alles op. Theems, geschiedenis, topografie, Pool of London, estuarium, getijdenrivieren in het algemeen en in Nederland en België in het bijzonder. De antwoorden bevredigen me niet helemaal, er is nog zoveel meer te weten. Het naadje van de kous, bijvoorbeeld.
Zo is mijn geestestoestand dit beginnende jaar: als ik niet mat en somber ben, ben ik overmatig actief in mijn hoofd, op het koortsachtige af. Zelfs het leesuurtje in bed, mijn vertrouwde bolwerk van geresigneerde rust, sneuvelt en verandert nolens volens in een liggend zelfonderricht, een cursus 'Alles wat je altijd al wilde weten maar waar je vroeger te lui en te onverschillig voor was'.
De enige reden die ik kan bedenken voor deze cerebrale hyperactiviteit is de fysieke verandering die heeft plaatsgevonden daarboven doordat ik gestopt ben met de forse dagelijkse inname van nicotine. Pijpen staan wijsgerig maar bevorderen de leergierigheid bepaald niet.
2.
In het park ligt nog flink wat sneeuw. Ik luister naar het lekkere geluid dat schoenen maken die over verse, stevige sneeuw lopen en denk: De sneeuw knerpt. Maar dan denk ik: Dat klopt niet, dat klinkt niet. 'Knerpen' is, om met Monty Python te spreken, een tinny word, niet geschikt voor dit ronde, volle geluid. Een stem kan knerpen, een ijselijke stem zeker, maar sneeuw toch niet. Op zijn plaats zou zijn 'knappen', een woody word. Letterlijk: brandend hout in de haard 'knapt'. En zo klinkt sneeuw die wordt betreden door stevige schoenen: 'knappend'. Ik besluit voortaan tegen de traditie in te gaan en mijn eigen verbale kompas te volgen. Knappende en geen knerpende sneeuw.
Dan besef ik wat ik aan het doen ben (ik ben de Theems aan het bestuderen) en probeer nog een tijdje op de sneeuw te lopen zonder er woorden aan te verbinden.
3.
Thuis leg ik de laatste hand aan mijn klus en stuur alles op naar de vormgever. Zo. Gedaan. Maar wat nu? Mijn nicotineloze brein zegt: doorgaan! Lekker opruimen, wat denk je daarvan? Ik vind het een uitstekend idee en ga aan de slag.
Algauw ben ik dingen aan het weggooien die ik allang had moeten weggooien. Dat voelt goed. Stoer, doortastend. Schoon schip, een vroege voorjaarsschoonmaak, kan maar gebeurd zijn: in de lente ben ik meestal te druk met andere dingen.
In een doos met allerhande paperassen kom ik een schijfje tegen. Ik doe het in de pc. Even later zie ik mezelf, zeventien jaar jonger, geïnterviewd worden door RTL4. Ik kan bijna niet geloven dat ik toen, bij de première van de folkopera Nieuw-West, nog zo jong en fris was (in mijn beleving was ik destijds al behoorlijk op weg om oud, verlopen en vadsig te worden). Ik gun me geen tijd voor ontroering, maak een back-up van het bestand en ga verder met opruimen.
Een knipsel duikt op. Uit een lokale krant. In datzelfde Nieuw-West zit ik, vijftien jaar na dat interview, op een verlaten plein. In winterjas, gebogen rug, witte baard, wit haar onder oudeherenhoed. Ik speel de liedjes die toen nieuw waren. Met een hondstrouwe verbetenheid (of is het gelatenheid?). Tussen schijfje en knipsel vloog een heel tijdperk voorbij.
4.
Ik zag laatst een item op tv over de Pyramide van Austerlitz. Dat is een landschappelijk monument in landgoed Den Treek, vlakbij Woudenberg. In de Napoleontische Tijd waren daar troepen gevestigd. Om de krijgsbeluste manschappen wat te doen te geven bedacht de generaal, Auguste de Marmont, een soort bezigheidstherapie. Het resultaat was deze piramidevormige heuvel die met een houten obelisk is getooid. Het monument was bedoeld om Napoleons overwinning bij het Zuid-Moravische Austerlitz (de zogenaamde Driekeizerslag) te gedenken. Maar ook de mannen die het gedenkteken hadden gemaakt moesten vereeuwigd worden. Dus werden al hun namen op perkament gekalligrafeerd. En die rol perkament werd in een loden koker gestopt, hermetisch afgesloten, en begraven. Voor de eeuwigheid!
Maar bij de eerste renovatie van het monument (er zouden er meer volgen) groef men nieuwsgierig de koker op. Eind negentiende eeuw. Hij werd opengeschroefd. Er zaten een paar muntjes in, en wat zwarte drab. Dat was alles wat er van de rol met de namen restte. Eén gaatje in het lood was genoeg geweest.
Gelukkig hebben we tegenwoordig de Cloud, de virtuele opslagruimte die over onze onsterfelijke nagedachtenis waakt: zo dicht bij de hemel, dat moet wel goed zijn.
Als ik een roman lees die ergens speelt, haal ik altijd Google Streetview erbij om te zien waar we zijn.
BeantwoordenVerwijderenEr treedt de laatste tijd een merkwaardige overeenkomst op tussen de bezigheden van ons beiden en de zaken die we daarbij benoemen of tegenkomen.
BeantwoordenVerwijderenNog maar een paar dagen geleden refereerde ik aan 'woody words' in een reactie op een ander blog, dat ik zo nu en dan volstort met mijn eigen observaties. Iets langer geleden waren we beiden in de weer met het oorlogsverleden van onze, al dan niet directe, familie.
En ja, het getij en rivieren; daarmee houd ik me al een half leven bezig. In mijn geval ook omdat ik praktisch iets met die informatie kan.
Wat dat getij betreft; je honger naar kennis daarover is nog niet volledig gestild, begrijp ik. Als er vragen zijn, hoor ik het wel, hè?