Een van mijn minder welkome talenten is dat voor fanatisme. Ik ben er heel zuinig mee want het zuigt me leeg en vreet me op. Dus ik blijf zo lang mogelijk lauw.
Maar vroeg of laat krijg ik ermee te maken als ik ergens enthousiast over raak. 'Jij moet altijd tot het gaatje gaan,' zegt mijn vriendin dan.
Het ergst heb ik het met schrijven. Ongezond lang doorgaan, de hersenen afmartelend, de ogen vastgelijmd aan het scherm - me vastbijten in een tekst, kaken stijf opeen, tot ik sterretjes zie. Ondertussen zie ik heel goed waar ik mee bezig ben en weet ik waar dat toe leidt, maar ik kan niet anders. Punt een is die tekst op dit moment het allerbelangrijkste op aarde, punt twee is het lekker om zo in iets op te gaan. De mateloze mens gaat los en denkt niet aan de kater.
Laatst had ik het weer. Ik schreef over vroeger, leefde in vroeger en was verliefd op vroeger. Kreeg een kick van oude foto's. Snapte niet waarom die zo veronachtzaamd in albums hadden gezeten al die jaren. Ik joeg op verscholen herinneringen en zoog alles wat ik in de verre hoekjes van mijn geheugen kon vinden gretig op.
Toen de tekst klaar was bleef de zuiger in mijn hoofd aanstaan. Mijn hersens bleven zonder hun object net zo ronkend en rumoerig actief. Ik noem dat het Sherlock Holmes-Syndroom: Holmes' rusteloze verstand moet iets te kraken hebben, anders draait het dol. Het zijn lastige dagen, Holmes had tenminste zijn pijp en zijn cocaïne nog. Iets dat ik moet uitdenken of oplossen staat als een doorzichtige maar taaie wand tussen mij en de wereld. Een groot vraagteken lijkt in mijn brein getatoeëerd. Eerst moet het antwoord worden gevonden op een niet geformuleerde vraag, dan pas kan ik door met leven. Ik pieker en pieker - over alles en over niets, over het piekeren zelf vooral.
Natuurlijk ontmasker ik ook dit procedé met mijn verstand. Ik wéét wat me scheelt (SHS) en pas technieken toe die ik tijdens al mijn meditatie-uurtjes heb aangeleerd. Focus me op mijn ademhaling, op wat ik zie en hoor, laat het analyseren, formuleren, rubriceren en oordelen zoveel mogelijk los. Langzaam slijt het dwangmatige denken, ontspant de druk wat; de urgentie neemt af, de koorts luwt.
Maar echt over gaat die ongewenste toestand pas als er zich iets concreets aandoet waarover ik diep moet nadenken. Liefst iets praktisch, dat met andere mensen te maken heeft. Gretig stort ik me erop. Denkvoer! De kaken van mijn brein malen. De nevel trekt op. Come, Watson, come! The game is afoot!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten