Pagina's

vrijdag 7 december 2018

HUISELIJK


Voor de meeste jongvolwassenen is het vrijwel onmogelijk om in Amsterdam een eigen huisje te vinden. Tenzij je tijdelijk, bijvoorbeeld antikraak, ergens kan intrekken of de mazzel hebt van een welgestelde paps of mams, die een pandje voor je kopen om je een zetje in het leven te geven. De huren rijzen de pan uit. Je moet een appartement delen met anderen of naar de periferie verkassen. Londense toestanden.

Mijn dochters wonen daarom voorlopig nog even thuis. Voor mij is dat natuurlijk gezellig, maar voor hen is het behelpen. Om ze toch het gevoel van zelfstandigheid te geven hebben we afgesproken dat we zoveel mogelijk onze eigen gang gaan. Ieder een eigen baan, ieder zijn eigen boodschappen. We eten meestal op verschillende tijden. Omdat onze werktijden erg verschillen was dat in de praktijk eigenlijk toch al zo.

Maar toen we laatst alle drie thuis waren en na elkaar de keuken betraden, ik voor mijn pasta, mijn oudste dochter voor haar curry en mijn jongste voor haar wraps, begon er toch iets te knagen. Iets anders dan honger. Was dit niet een beetje vreemd?
Sindsdien is er iets veranderd. We hebben besloten om ten minste eenmaal in de week weer samen te eten, als het gezin dat we ondanks alles ook nog zijn.

Misschien door dat besluit, of misschien omdat de dagen zo benauwend donker worden en de feestdagen naderen, kregen ze onlangs een aanval van huiselijkheid. Het begon ermee dat mijn oudste zelf gefermenteerde groenten ging bereiden, op z'n Japans. Een ramen-experiment volgde. Al doende werd er flink geschrobd en geboend, want de keuken moest mooi schoon zijn. En ook naar de huiskamer werd kritisch gekeken nu ze er meer tijd doorbrachten. Die ouwe stroef-zittende en versleten Chesterfield moest eindelijk eens weg. We namen ons voor om een nieuwe, comfortabelere bank aan te schaffen. Voor kerstmis moet het gebeuren, insj'Allah.

Eergisteren walmde er een heerlijke geur door het huis. Er werd brood gebakken. Het deeg was die ochtend al vroeg gekneed. Kon dat wel in een simpele heteluchtoven? vroeg ik. Jawel. Rond lunchtijd zaten we aan tafel met z'n drieën. Nooit meer gebeurd sinds ze klein waren. Een mooi ovaal, nog warm en knapperig brood tussen ons in. Boter, honing, marmelade en kaas. Ik prees het brood en keek vergenoegd om me heen. Alleen de kapotte Chesterfield stond nog tussen mij en het huiselijk geluk.

In een column in de VPRO-gids vertelt Esther Gerritsen hoe ze bij vrienden aan zee logeert en 's ochtends langs het strand gaat wandelen. Op dat moment denkt ze: Zo zou het moeten zijn. Dat je vrienden aan zee hebt bij wie je kunt logeren en dat je dan 's ochtends even langs het strand kunt wandelen. Maar dan beseft ze: Maar... dat doe je nu, zo is het nu!
Ik heb dat stukje bewaard, het is inmiddels okergeel want de VPRO gebruikt verantwoord papier. Het was me uit het hart gegrepen. Ook aan die ongewone lunchtafel, met de geur van vers brood in mijn neus, werd het geluksgevoel al snel getemperd tot dat weemoedige verlangen dat zich manifesteert juist op het moment dat het nergens voor nodig is. Zo zou het moeten zijn, dacht ook ik.

Ik besluit deze stukjes nooit met de woorden van iemand anders maar vandaag maak ik een uitzondering. Omdat het zo precies en mooi verwoord is, zoals Gerritsen het alweer een paar jaar geleden opschreef. Omdat het in zijn beknoptheid een genadeloze analyse is van een bepaald type mens. Robert Burton had er in zijn The Anatomy of Melancholy een heel boek voor nodig.

'Zodra het goed is, denk ik dat het zo zou moeten zijn. Ik denk nooit: "Dit is het."'


Geen opmerkingen:

Een reactie posten