Het was de meest aangrijpende rouwkaart die ooit op mijn deurmat viel.
Dat hij gestorven was, mijn buurjongetje uit Geuzenveld, mijn jeugdvriendje, wist ik al via Messenger. Natuurlijk was ik geschokt en bedroefd. Maar niets bereidde me voor op die kaart. Ik opende de envelop en zag zijn vader. Mijn 'Oom' J., die helaas nog leeft: helaas, want hij moet dit op zijn tweeënnegentigste nog meemaken.
Natuurlijk was het zijn vader niet. Marcel was als volwassen man sterk op hem gaan lijken. De gelijkenis was bedrieglijk.
Ik vouwde de kaart open. Langs de bovenkant ervan liep een reeks chronologische portretten in zwart-wit. Marcel als kind, als jongeling en als man. De fotootjes aan de linkerkant brachten me meteen terug naar mijn kinderjaren. Op een ervan droeg hij het pedante strikje dat onze ouders ons omdeden als we op schoolfoto moesten. Netjes voor de dag komen, die schoffies uit Nieuw-West. De eerste klas moet het geweest zijn, onder het liefdevolle bewind van juffrouw Offenberg. 'Celletje' noemden we hem toen. Dit knappe jongetje, deze aardige jongen had ik zo goed gekend, hij was zo belangrijk voor me geweest.
De foto's rechts, eindigend met het 'portret van zijn vader' kende en herkende ik niet. Ik was hem na onze lagereschooltijd uit het oog verloren.
De kaart was een volmaakte vertaling in grafiek van het levensdrama dat tijd heet.
Ik keek naar de foto die ik een uur tevoren had gemaakt van mijn kleindochter en probeerde niet te ver vooruit te denken.
Dat hij gestorven was, mijn buurjongetje uit Geuzenveld, mijn jeugdvriendje, wist ik al via Messenger. Natuurlijk was ik geschokt en bedroefd. Maar niets bereidde me voor op die kaart. Ik opende de envelop en zag zijn vader. Mijn 'Oom' J., die helaas nog leeft: helaas, want hij moet dit op zijn tweeënnegentigste nog meemaken.
Natuurlijk was het zijn vader niet. Marcel was als volwassen man sterk op hem gaan lijken. De gelijkenis was bedrieglijk.
Ik vouwde de kaart open. Langs de bovenkant ervan liep een reeks chronologische portretten in zwart-wit. Marcel als kind, als jongeling en als man. De fotootjes aan de linkerkant brachten me meteen terug naar mijn kinderjaren. Op een ervan droeg hij het pedante strikje dat onze ouders ons omdeden als we op schoolfoto moesten. Netjes voor de dag komen, die schoffies uit Nieuw-West. De eerste klas moet het geweest zijn, onder het liefdevolle bewind van juffrouw Offenberg. 'Celletje' noemden we hem toen. Dit knappe jongetje, deze aardige jongen had ik zo goed gekend, hij was zo belangrijk voor me geweest.
De foto's rechts, eindigend met het 'portret van zijn vader' kende en herkende ik niet. Ik was hem na onze lagereschooltijd uit het oog verloren.
De kaart was een volmaakte vertaling in grafiek van het levensdrama dat tijd heet.
Ik keek naar de foto die ik een uur tevoren had gemaakt van mijn kleindochter en probeerde niet te ver vooruit te denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten