Nooit was Parijs vrolijker, mooier of schitterender geweest dan in de zomer van 1867, toen elf miljoen mensen samenstroomden om de Wereldtentoonstelling te zien die de luisterrijke zwanenzang zou worden van het Tweede Keizerrijk.
(Uit: Tafelen bij Magny, Robert Baldick)
De satire van Jacques Offenbach en zijn vaste librettisten Henri Meilhac en Ludovic Halévy was ooit bijtend en berucht maar gaat nu goeddeels aan ons voorbij. Voor een tijdgenoot moet de handeling in La Vie Parisienne hilarisch zijn geweest. En ondeugend. En op de grens van wat je in het openbaar kon zeggen.
Het stuk speelt zich af tijdens de Wereldtentoonstelling van 1867, toen iedereen die het kon betalen naar de lichtstad kwam om zich te vergapen en vooral om zich te vermaken. Een van de officieuze hoofdattracties was Offenbachs eigen opéra bouffe: De Groothertogin van Gerolstein, met superster Hortense Schneider in de hoofdrol. Van de vijfenzeventig monarchen en prinsen die de tentoonstelling bezochten was er slechts één (de Oostenrijkse keizer) die deze voorstelling niet had bijgewoond. Edward, Prince of Wales, vervoegde zich persoonlijk bij soubrette Schneider om een plaatsje in de koninklijke loge te bespreken, en de Russische tsaar liet dat zelfs via zijn ambassadeur op voorhand regelen. Het leverde de door Offenbach ontdekte en groot gemaakte zangeres de bijnaam 'de passage der prinsen' op. Uiteraard gemunt door haar concurrenten.
Ook in La Vie Parisienne wordt de opera bezocht om een beroemde sopraan te horen zingen, maar de hooggeplaatsten die we hier aantreffen zijn een opgetrommeld zootje ongeregeld (plaatselijke kleine middenstand, kamermeisjes en huisknechten) in mottige verkleedkleren van oma's rommelzolder, die een toneelstukje opvoeren om een sullige Zweedse baron erin te luizen. Er is een tafelmajoor die jubelend bezingt hoe kundig hij de rosbief voorsnijdt, en een admiraal wiens krakkemikkige outfit het mikpunt van spot wordt: een zevenstemmig ensemble in grandioze operastijl heeft als voornaamste tekst: 'Admiraal, u heeft een grote scheur in uw jas'. Zoals in veel van Offenbachs werk krijgt het uniform het zwaar te verduren. Al wat pompeus is wordt neergesabeld. De immens populaire componist die als Jacob Offenbach uit Keulen was gekomen kwam ermee weg, terwijl tijdgenoten als Flaubert en Baudelaire voor het gerecht werden gedaagd toen ze zich te kritisch hadden uitgelaten over het regime van Keizer Napoleon de Derde.
Een van de attracties van de wereldtentoonstelling bestond uit de nagebouwde traditionele behuizingen van diverse landen. Er waren onder meer een Tirools boerenhuisje en een Zweedse blokhut. Zou dat de reden zijn dat er in La Vie uitgebreid gejodeld wordt door de Duitse handschoenenmaakster Gabriëlle en haar boertige gezelschap, en dat een naïeve Zweedse baron het slachtoffer wordt van de samenspannende dandy's Gardefeu en Bobinet? Voor de tijdgenoot moet dat allemaal duidelijk geweest zijn, wij hebben nog slechts te maken met een klucht van het soort dat we kennen van John Lanting en zijn Theater van de Lach. De tijd heeft de klucht ontdaan van zijn scherpe satirische kantjes. Wat blijft is een ooit onschuldige pikanterie ('o la la, de vrouwtjes!') die heel snel verdacht aan het worden is in onze tijd van overspannen respect voor elkaar. En natuurlijk de vintage champagne van Offenbachs nog altijd bruisende muziek. Pang! pang! knallen de kurken. Belletjes zijn niet plat te krijgen door veranderende standpunten.
La Vie Parisienne wordt op de zondag 22 en 29 april en 6 mei uitgevoerd in het Theater Zuider Amstel Kanaal (F. Roeskestraat 84), door de Amsterdamse opera- en operettevereniging Thalia. Met medewerking van diverse solisten, pianist Kees van Zantwijk en ensemble Strijklicht. Regie: Evert de Vries, directie: Jan-Paul van Spaendonck. Aanvang 14.00 uur. Entree: 23/16,50/11,50.
Kaarten verkrijgbaar 0299 660254 en thaliakaartverkoop&kpnmail.nl. En aan de kassa (geen pin).
(Uit: Tafelen bij Magny, Robert Baldick)
De satire van Jacques Offenbach en zijn vaste librettisten Henri Meilhac en Ludovic Halévy was ooit bijtend en berucht maar gaat nu goeddeels aan ons voorbij. Voor een tijdgenoot moet de handeling in La Vie Parisienne hilarisch zijn geweest. En ondeugend. En op de grens van wat je in het openbaar kon zeggen.
Het stuk speelt zich af tijdens de Wereldtentoonstelling van 1867, toen iedereen die het kon betalen naar de lichtstad kwam om zich te vergapen en vooral om zich te vermaken. Een van de officieuze hoofdattracties was Offenbachs eigen opéra bouffe: De Groothertogin van Gerolstein, met superster Hortense Schneider in de hoofdrol. Van de vijfenzeventig monarchen en prinsen die de tentoonstelling bezochten was er slechts één (de Oostenrijkse keizer) die deze voorstelling niet had bijgewoond. Edward, Prince of Wales, vervoegde zich persoonlijk bij soubrette Schneider om een plaatsje in de koninklijke loge te bespreken, en de Russische tsaar liet dat zelfs via zijn ambassadeur op voorhand regelen. Het leverde de door Offenbach ontdekte en groot gemaakte zangeres de bijnaam 'de passage der prinsen' op. Uiteraard gemunt door haar concurrenten.
Ook in La Vie Parisienne wordt de opera bezocht om een beroemde sopraan te horen zingen, maar de hooggeplaatsten die we hier aantreffen zijn een opgetrommeld zootje ongeregeld (plaatselijke kleine middenstand, kamermeisjes en huisknechten) in mottige verkleedkleren van oma's rommelzolder, die een toneelstukje opvoeren om een sullige Zweedse baron erin te luizen. Er is een tafelmajoor die jubelend bezingt hoe kundig hij de rosbief voorsnijdt, en een admiraal wiens krakkemikkige outfit het mikpunt van spot wordt: een zevenstemmig ensemble in grandioze operastijl heeft als voornaamste tekst: 'Admiraal, u heeft een grote scheur in uw jas'. Zoals in veel van Offenbachs werk krijgt het uniform het zwaar te verduren. Al wat pompeus is wordt neergesabeld. De immens populaire componist die als Jacob Offenbach uit Keulen was gekomen kwam ermee weg, terwijl tijdgenoten als Flaubert en Baudelaire voor het gerecht werden gedaagd toen ze zich te kritisch hadden uitgelaten over het regime van Keizer Napoleon de Derde.
Een van de attracties van de wereldtentoonstelling bestond uit de nagebouwde traditionele behuizingen van diverse landen. Er waren onder meer een Tirools boerenhuisje en een Zweedse blokhut. Zou dat de reden zijn dat er in La Vie uitgebreid gejodeld wordt door de Duitse handschoenenmaakster Gabriëlle en haar boertige gezelschap, en dat een naïeve Zweedse baron het slachtoffer wordt van de samenspannende dandy's Gardefeu en Bobinet? Voor de tijdgenoot moet dat allemaal duidelijk geweest zijn, wij hebben nog slechts te maken met een klucht van het soort dat we kennen van John Lanting en zijn Theater van de Lach. De tijd heeft de klucht ontdaan van zijn scherpe satirische kantjes. Wat blijft is een ooit onschuldige pikanterie ('o la la, de vrouwtjes!') die heel snel verdacht aan het worden is in onze tijd van overspannen respect voor elkaar. En natuurlijk de vintage champagne van Offenbachs nog altijd bruisende muziek. Pang! pang! knallen de kurken. Belletjes zijn niet plat te krijgen door veranderende standpunten.
La Vie Parisienne wordt op de zondag 22 en 29 april en 6 mei uitgevoerd in het Theater Zuider Amstel Kanaal (F. Roeskestraat 84), door de Amsterdamse opera- en operettevereniging Thalia. Met medewerking van diverse solisten, pianist Kees van Zantwijk en ensemble Strijklicht. Regie: Evert de Vries, directie: Jan-Paul van Spaendonck. Aanvang 14.00 uur. Entree: 23/16,50/11,50.
Kaarten verkrijgbaar 0299 660254 en thaliakaartverkoop&kpnmail.nl. En aan de kassa (geen pin).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten