Pagina's

vrijdag 20 oktober 2017

Egyptische duisternis

Ik liep over straat en vergaapte me. Maar toen ik steun zocht in mijn omgeving viel me op, dat de mensen die samen met mij de stad bevolkten onverschillig hun weg gingen en nog geen blik omhoog wierpen. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, dat de zon onderging, midden op de dag. Een oranje bol was het, in een koude, asgrauwe hemel; en als er geen wolkenslierten over trokken en de bol intact was, kon je hem glashard in het ronde gezicht staren; een maan, eerder dan een zon, een maanzon.

Een zinnetje kwam op in mijn hoofd: 'Maar de volgende dag kwam er geen dageraad...' Dagen waarop de nacht zich niet door het licht laat verdringen en de zon als een machteloze, bloedrode dwergster aan de spookachtige hemel staat... In het werk van Tolkien zijn ze de voorbode van de grote strijd tussen de machten van het goede en het kwade die op handen is.

Ik dacht aan de Apocalyps en speurde de hemel af op zoek naar paarden met muilen als leeuwen, waaruit vuur, rook en zwavel kwam. De Quatuor Novissima, de Vier Laatste Dingen van de christelijke eschatologie: Dood, Laatste Oordeel, Hemel en Hel. De Eindtijd. Zitten we daar middenin? Of stevenen we daaropaf?

De sfeer van verdoemenis en ondergang paste in elk geval goed bij mijn stemming van de afgelopen week. Ik lees Poe en Schemeringen van de dood van Felix Timmermans. Het is alsof er zich sinds ik met roken ben gestopt een waterscheiding heeft afgetekend. Er moet iets nieuws komen, het oude is voorbij. Maar wat dat nieuwe gaat worden, daar heb ik nog geen zicht op. Ik ben blind voor de toekomst en zie alleen wat verdwenen is.

In een poging om steun te vinden in het verleden (waarin ik hoopte iets belangrijks terug te vinden, een verdwenen gezichtspunt, een uit het oog verloren positieve mentaliteit) bladerde ik door de pagina's van mijn eigen blog, dat ik niet voor niets onlangs herdoopt heb.
Zoals vaker werd ik daar aanvankelijk blij en trots van maar al gauw, nadat de gebruikelijke oververzadiging van al dat verbale lekkers had plaatsgevonden, treurig. Ik heb op een behaaglijke toon van 'tuttut' en 'komkom' zoveel bezworen, betoogd, gebiecht, geschetst, gekroniekt... Maar gaandeweg, was mijn indruk, ben ik het vertrouwen in de evocatieve kracht van de woorden een beetje kwijtgeraakt. Vroeger liet ik de stilte zo nodig spreken en wist ik me te beperken tot een handvol taal; de laatste jaren werden een of twee A4'tjes al snel werktuigelijk gevuld. Schuilt dáár soms een les in?

De term maanzon is van Guus Luijters. Veel beter en beknopter dan ik het zou kunnen beschrijft hij het fenomeen in zijn column in het Parool van gisteren, in de serie Klein geluk. Maar Guus Luijters is dan ook dichter.

Dat hij ook weersgevoelig of zoals ik het graag op z'n Italiaans noem 'meteofoob' is, en dat hij, indien ik hem op straat had ontmoet afgelopen dinsdag, zeker ook omhoog zou hebben gekeken, bewijst het slot van zijn stukje: 'Toen ik naar huis fietste zag ik aan het einde van de Lutmastraat de maanzon nog een keer hangen, groot en rond en rood als de voorbode van een Egyptische duisternis.'


(Foto: Patrick van Rhedenborg)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten