Pagina's
▼
vrijdag 9 juni 2017
Catherina en de magnolia's
Bij de boekerij van mijn vader was een in bruin karton gebonden boekje: Catherina en de magnolia's van Jo Boer, uitgegeven door Nijgh en van Ditmar in 1950, vierde druk. Een roman uit Italië, luidde de ondertitel. Het zei me niks, maar op het titelblad las ik dat het een verjaarscadeau aan mijn moeder was. 'Hartelijke gelukwensen van Guus, A'dam 28/9/'50', stond er in vloeiende vulpenletters. Guus, dat moest Guus Dat zijn, mijn vaders kamergenoot uit zijn Indische tijd. Een artistiek geneigde leraar Engels met wie mijn ouders tot in de jaren negentig regelmatig gingen rijsttafelen, bij hem thuis in de Rivierenbuurt. Hij schreef gedichten, componeerde wat en speelde jazzgitaar. Op mij maakte hij een diepe maar bevreemdende indruk toen hij met een zuinig lachje zei dat hij de Beatles als componisten bewonderde, maar niet als uitvoerders; ik zal toen een jaar of vijftien zijn geweest, en zo'n onderscheid bevond zich ver voorbij de grens van mijn voorstellingsvermogen. Ik besloot het boekje te redden van de kringloop en nam het mee naar huis.
Toen ik het opensloeg en begon te lezen zag ik aanvankelijk bevestigd wat ik vermoed had. Mijn moeder hield van Pearl S. Buck, Jan de Hartog, Remarque en Konsalik: spannende, lyrische 'leesboeken', waarvan het leesgenot is verbleekt met het over de jaren vergelen van de bladzijden. Ook dit boek leek me een soort veredeld leesvoer, een soort chique pulp.
Maar al snel zag ik dat er meer aan de hand was. Niet alleen was het bijzonder goed geschreven, maar tussen de bloemrijke beschrijvingen van het Italiaanse landleven doken geheel onverwacht passages op, die je een paar keer moest lezen om ze te kunnen duiden. Modernistische psychologie mengde zich met romantiek en een soort duistere natuurfilosofie kruidde de handeling, die door een wijze maar nogal treurige alwetende verteller werd geschetst met grote epische gebaren, om telkens het vogelperspectief ('de jaren vergleden') te verlaten, naar de grond af te dalen en in te zoomen op de kleinste, aardse details. Een vreemd en fascinerend boek had ik hier te pakken!
Ik googelde Jo Boer (1907-1993) en las de biografie van een bijzondere vrouw. Schilderes, bevriend met Charley Toorop, avonturierster, woonde in Parijs en Algerije, was tolk in dienst van de Royal Navy, vertaalster van D. H. Lawrence en Sartre. Het manuscript van mijn roman had ze uit verveling geschreven, tijdens een ziekbed in Italië, en uit geldgebrek van de hand gedaan: het was quasi per toeval bij de uitgever beland en verscheen in 1938.
Literatuurpaus Menno Ter Braak recenseert haar debuut. ‘Een vrouwelijke Anton Coole op het peil van de jonge Van Schendel' noemt hij haar. Hij roemt haar 'gave schriftuur' en constateert dat de schijnbaar botsende begrippen romantiek en realiteit zich in Boers werk verenigen. Later zou Bordewijk een andere roman van Boer tot een meesterwerk verklaren.
Ik las licht opgewonden verder, vervuld van de prikkelende sensatie dat ik een Vergeten Grootheid had herontdekt. En als zo'n meesterwerk zich al die jaren verborgen had weten te houden onder de saaie kartonnen kaft van dit boekje, wie weet wat er dan nog voor andere parels sluimerden, in de dozen en op de schappen van de boekwinkeltjes? Wie weet waren die grote namen, die iedereen kent, maar het topje van de ijsberg, en niet noodzakelijk het beste wat de geschiedenis had opgeleverd... Misschien was de wereld veel rijker dan ik had gedacht!
Ondertussen begon het boekje toch wel een beetje raar te doen. Na een spurt van enkele tientallen bladzijden haperde het. De vertelling waaierde uit, alle kanten op. Bijfiguren werden hoofdfiguren, voorval stapelde zich op voorval als in een soap. De grote lijn raakte hopeloos uit het zicht. Toch, elke keer dat ik het teleurgesteld weg wilde leggen, greep het me weer beet. Misschien was het dan wel geen meesterwerk, er zat wel heel veel vlees aan deze kluif. Donkere, dramatische bladzijden, veel bloed en bodem, dood en geboorte, hartstochten die regeerden - de thematiek was bepaald niet luchtig, ondanks de aanvankelijk idyllische situering in een tijdloos, landelijk Noord-Italië.
Op bladzijde 142 sloeg het noodlot toe, dat het boek voorgoed verdoemde.
'U hebt Uw broer vermoord?'
De politiebeambte knikte alsof hij zulks altijd wel verwacht had.
'Hoe laat was het precies, toen U die... eh... lakenswaardige misdaad beging?'
[...] 'Ik weet het niet, meneer de commissaris, ik weet het niet meer.'
Salvatore had zijn overspelige broer Bernardo vermoord. Maar het was in Bijbelse termen beschreven, dieptepsychologisch geduid, in donkere zwart-romantische kleuren geschilderd, als in een nare droom. En plotseling zitten we midden in een Maigret! Op deze bladzijde 142 ook, blijkt voor het eerst dat het boek zich in onze tijd afspeelt. Jaartal, datum en plaats worden genoemd. En pas in dit achtendertigste hoofdstuk worden de personages in gewone mensentaal sprekend opgevoerd, nadat ze eerst vooral hebben gezwegen, of bij monde van de triest-alwetende verteller hun diepste gevoelens in archaïsche stromen innerlijke monoloog hadden verwoord. Het is een joekel van een - onbedoelde - stijlbreuk, de grootste die ik ooit in enig gepubliceerd geschrift heb aangetroffen.
Daarna komt het niet meer goed met het boek. Met de hoofdrolspelers trouwens ook niet. Er stonden me nog prachtige geschreven passages te wachten, maar met de geloofwaardigheid was het, juist door dat bruuske introduceren van het realisme, gedaan. Bijna iedereen gaat dood en het slot wordt afgeraffeld, laat de lezer ontgoocheld achter.
Wat voor een leeservaring was dit nu eigenlijk? Want dat het een ervaring was staat buiten kijf, het is niet zomaar een mislukt boek of een flutromannetje, Catherina en de magnolia's. Het is een raadsel, deze roman - een 'geniale mislukking' misschien? Beter was het geweest, als het manuscript niet zo quasi toevallig en voortijdig bij de uitgever was beland, en, ik zeg dit niet gauw, hier had een editor wonderen kunnen verrichten. Het raadsel begint, bij nader inzien, al bij de titel. Want Catherina (die in de laatste hoofdstukken geheel uit het zicht verdwijnt) is weliswaar de katalysator van de broedermoord, maar toch niet meer dan een bijfiguur in dit boek, dat draait om de figuur van Teresa, tragische moeder, boerin en zakenvrouw. En die magnolia's? Ik heb ze niet meer dan terloops aangetroffen.
Om het raadsel van die titel (een nooit herziene werktitel?) te begrijpen zou ik het nog eens moeten lezen, of er close reading op los moeten laten. Maar de tijd die dat kost, besteed ik voortaan toch liever aan gewaarborgde meesterwerken. Ik zou zo graag parels willen vinden tussen al die vergeelde en vergeten bestsellers van vroeger, maar de zeef van de tijd is meestal accuraat en rechtvaardig.
(Foto: Jo Boer tussen F. C. Bordewijk en Jan Elburg, bij het winnen van de Vijverbergprijs in 1948)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten