Pagina's

vrijdag 27 juni 2025

SCHRIJFSESSIE



Ik meldde me netjes bij het meisje achter de balie.
'Ik heb een afspraak met H.,' zei ik. 
'Die heeft een spoedoperatie,' zei ze. 'Maar ik zal zeggen dat je er bent.'  
Ik ging buiten op een bankje zitten. Het was grijs en broeierig weer maar er stond een onrustige wind. Ik had juist een mooi, duur woord op Wordfeud ingetoetst toen de assistente haar hoofd om de buitendeur stak. 'H. zegt dat je wel alvast naar boven kunt gaan.' 
Ik ging de trap op, passeerde de operatiekamer waar H. met naald en draad de buik van een discreet afgedekt beest aan het dichtnaaien was. Hij stak een hand op: 'Zo klaar!'
In de zitkamer hoorde ik een onzichtbare hond zachtjes blaffen toen ik de deur opendeed. Voor de zekerheid ging ik nog maar even op het balkon zitten. Je weet maar nooit hoe een Pomeriaantje kan bijten als de baas er niet bij is. 

'Een abces op beide nieren! Weet je hoe groot de statistische kans daarop is?' Mijn neef de dierenarts ritste een gitaar uit haar foedraal. Ik haalde pen en opschrijfboekje tevoorschijn. 'Praktisch nul!'
We gingen aan de slag. Assistente E. rondde het een en ander af, redderde wat, dronk een glas rosé met ons mee, groette en nam de hondjes mee naar huis. Nu en dan kwam het baliemeisje boven.
'Wat zijn de bijwerkingen van Tlazolteolf?'
'Slaperigheid, onder andere. Staat allemaal in de bijsluiter.'
'Ja, maar ze wil het van de dierenarts zelf horen.'
'Slaperigheid, onder andere.'
Sluitingstijd. Daarna waren er twee mannen over die al snel weer jongens werden. Ouwe jongens die herinneringen aan hun gezamenlijke kindertijd uitwisselden. H. vertelde me anekdotes over mezelf die ik niet kende. We hadden onze jeugd heel verschillend beleefd. Had ik werkelijk toen hij me de naam van het meisje vertelde waarop hij verliefd was, op mijn Russische kindergitaartje spontaan een liedje geïmproviseerd: Ursula! Ursula!? Het zou het een en ander verklaren. In mijn herinnering was ik een stil en verlegen jongetje toen. De jongen die zijn stemde durfde te verheffen kwam pas veel later en hoorde niet bij mijn oorspronkelijke ontwerp. Dácht ik altijd.  

De pizza's van de grill/bar aan de Marathonweg waren op. In dierenvlees had H. geen trek. We besloten wat voorgerechten en bijgerechten te delen. Zo aten we een aubergine parmigiana schnitzel, burrata, geroosterde courgette en wortel en twee soorten frietjes. Mijn neef liet er een koelemmer rosé bij komen. Losse glazen was onzin want het zou tóch wel een hele fles worden, oordeelde hij wijs. We proostten op het liedje dat we de afgelopen uren handen en voeten hadden gegeven. De tekst stond op papier, de structuur was duidelijk. De studio was geboekt. Nu nog muzikanten, een volkszanger en een rapper vinden en dan was het nieuwe Amsterdamse lijflied een feit. 


vrijdag 20 juni 2025

ZONNEWENDE


De tas is zo gepakt. Een paar boeken, wat elastieken voor mijn dagelijkse rek- en strekoefeningen, een schetsboekje en wat potloden. Opladers en dat soort nuttige dingen die je op reis nooit mag vergeten hoeven niet mee - in het huis van mijn vriendin is alles aanwezig. Voor de vorm, voor het vakantiegevoel, bevestig ik mijn zakmes aan mijn broekriem.  

In Coronatijd organiseerden mijn dochters en hun vrienden een alternatief Castlefest, op het land van mijn vriendin, tussen de appelbomen. Het was fijn en voor herhaling vatbaar maar toen de beperkingen werden opgeheven ging alles al heel snel weer zijn gewone gang. Het nog eens te organiseren, zo'n Farmhousefest, was wel het voornemen maar het duurde tot een paar maanden geleden dat er ernst mee werd gemaakt. 
Morgen is het 21 juni. Solstitium, zonnewende. Een heidens, Keltisch feest. Mijn dochters voelden hun heksenhart sneller kloppen en zetten zich achter de naaimachine voor het maken van witte gewaden. Er werd mede besteld bij de Gall & Gall. Morgen, als Amsterdam op het hete asfalt feest, dansen zij in de weide. 

Ik geef de plantjes extra water. Verschoon de kattenbakken. Voeg nog even een maat aan een nieuw koorstukje toe. Mijn dochter brengt de sleutel naar de kattenoppas. Kalm aan, drie kwartier rijden. We gaan op reis, maar blijven thuis.


vrijdag 13 juni 2025

DROOMLOCATIE

 


De lezer van dit blog met een sensitief oor en een goed geheugen heeft me weleens iets horen zeggen over faalangstdromen. Het vreemde met die dromen is dat ze heviger en frequenter worden naarmate ik minder actief ben op het podium. Toen ik jong en vol ambitie was en regelmatig in de schijnwerpers stond van operabühne of concertzaal bleven zulke nachtmerries in elk geval voorafgaande aan mijn optredens uit. Achteraf sprong er wel eens een snaar of waaide er een flard bladmuziek van een lessenaar. En net als bijna al mijn vakgenoten stond ik soms onaangekleed op het nachtelijk toneel of was ik mijn teksten plotseling vergeten.

Je zou denken dat dit nachtelijke twijfelen aan je eigen capaciteiten minder wordt in de loop der jaren. Als je rustig leeft en bijna alles een herhalingsoefening is waarvoor je normaal gesproken in wakende toestand je hand niet omdraait, waarom zou je in je slaap dan nog zo gekweld worden door nare demonen? Toch wordt het erger in plaats van minder. Heel soms heb ik zelfs beklemmende dromen over een gewone doordeweekse koorrepetitie. Mijn vriendin en ik moeten daar dan om lachen, zij vol onbegrip, ik een beetje zuur. Blijkbaar is het de blootstelling aan een groep mensen die telt; of het de Grote Zaal of de sacristie van de Hofkerk is maakt dan niet uit.


Vanochtend (ik had de katten naar buiten gejaagd en hoopte nog wat te slapen hoewel het al licht begon te worden) was het weer goed raak. Dat weer is niet juist, want zoals vanmorgen kende ik mijn demon nog niet. Punt één ging het over een concert dat nog moest kómen, en was het geen nachtelijke verwerking van weggeduwde spanning, zoals meestal; punt twee betrof het mijn nu al ruim twee decennia durende artistieke bemoeienis met Nieuw-West, wijk van mijn jeugd. In de liedjes en theaterstukken die ik daarover maakte heb ik blijkbaar zoveel vertrouwen (of ze voelen zo vertrouwd) dat ik niet het idee heb op mijn tenen te lopen. Er hoeft dus ook niets verwerkt te worden.

Tot vanmorgen dus.

Jan stond naast me, gitaar in de aanslag, en keek me ernstig, afwachtend aan. Het was vijf voor zeven. Om zeven uur zou het concert beginnen. Er klopte van alles niet, er was veel onzeker. Toen de mensen zaten en we moesten gaan spelen bleek dat ik mijn teksten nergens kon vinden. De vellen papier waren hopeloos verward, de goede waren er niet bij. Melodieën, akkoorden? Geen idee. Na een paar moeilijke minuten die uren leken besloot ik maar eens genadeloos eerlijk te zijn. 'Er is iets niet goed in mijn hoofd,' zei ik tegen het verbaasde publiek, 'ik kán dit niet meer.'

Jan vergoelijkte mijn opmerking en zei troostend dat het wel weer zou gaan als ik het goede blaadje maar zou vinden.

Ik werd wakker met hartkloppingen en een gevoel van grote bedruktheid.

Maar, besloot ik om mezelf op te peppen, ik was in elk geval eerlijk geweest. De pijnlijke grens tussen binnen en buiten, tussen wat je bent en wat men van je verwacht was daarmee voor het eerst in een droom opgeheven.


Aanstaande zondag om 16:00 uur presenteren we deel 10 van Tussen Andreasplein en Zwarte Pad, het 'literaire jaarboek' voor Nieuw-West, dat Fred Martin en ik naar een tweede lustrum hebben getild. In het fraaie Van Eesteren Museum aan de Sloterplas. Ik zing met Lucas van Helsdingen op sopraansax wat goede oude liedjes over mijn buurt. Denk ik. Hoop ik.


Uit het voorwoord:


'In de loop van deze serie "literaire jaarboeken" hebben wij, de samenstellers, meerdere malen onze verbazing uitgesproken over het succes van de reeks. Of, laten we het bescheidener formuleren: de onverwachte continuïteit van wat begon als een leuk, eenmalig idee.

Nu we bij nummer tien zijn beland hebben we nóg meer recht van spreken. Maar tegelijkertijd daalt er een soort rust neer. Met tien is het altijd goed. Als we nu stoppen, hebben we een mooi resultaat bereikt. Een tiental boeken de wereld ingestuurd te hebben met verhalen over Nieuw-West, in evenzoveel jaren, dat is niet niks. Geen andere Nederlandse stadswijk kan daaraan tippen.
En als we doorgaan, is het een tijdlang ook goed, wat we ook doen of nalaten: 11 is een mooi getal (twee keer hetzelfde cijfer, het gekkengetal), 12 is een dozijn en een heilig getal, 13 - dat is alle dertien goed… 

Daarna wordt het lastiger. 14 en 15 gaan nog wel (twee weken en drie lustrums) maar dan wordt het doorzetten tot je bij de 20 komt.'



vrijdag 6 juni 2025

Es gibt wieder Maikäfer


Tok
. Een olijfbruine kever kwam hard neer op de kampeertafel. Hij draaide met spartelende pootjes als een breakdancer rond op zijn rugschild; ik wipte hem rechtop met mijn zakmes. Mijn broer zei dat hij er al over gelezen had, ze waren een plaag. Ik was verrast, nee, stil van verbazing. Ik had niet gedacht ze ooit nog te zullen zien. 

Wat meikevers waren wist ik van mijn vader. Ze doken vaak op in zijn weemoedige verhalen over het geidealiseerde Brabant van zijn jeugd. Hoe weet ik niet meer. Ik denk iets met kinderspelletjes. Ving hij ze, speelde hij ermee?
In My Family and Other Animals van Gerald Durrell komt 'de man met de rozenkevers' voor. Hij is een doofstomme marskramer, wonderlijk gekleed, die met zijn rechterhand een herdersfluit bespeelt en met zijn linker als een poppenspeler aan de touwtjes trekt waaraan rozenkevers zijn vastgemaakt, de beestjes vliegen zoemend om zijn hoofd. Zo ongeveer stelde ik me mijn vaders meikevers voor, als levende helikopters in de blauwe lentelucht. 
Toen de tijd aanbrak dat ik droomde van een toekomst als bioloog (niet voor niets was het boek van Durrell over de bewoners en vooral de fauna van Korfoe me zo lief) keek ik elk voorjaar uit naar de mythische torren maar die waren net zo van de vergiftigde en vervuilde aardbodem verdwenen als destijds de ooievaar - een vooroorlogse prent uit een fauna waarbij stond zeer zeldzaam, of: laatste exemplaar waargenomen in 1963. 
Een nog langharige Reinhard Mey zong het in 1974, met geëxalteerde tenor, Spaanse gitaar omgehangen, in zijn eigen variant van Het dorp: Er wordt, bij de spoorwegovergang, een kolos van een parkeergarage gebouwd maar vroeger waren daar boerenhuisjes met hun tuinen. Daarin ving de zanger met zijn vriendjes de kevers die bomen en gewas aanvraten. Er wachtte een beloning voor degene die er het meest had verzameld. Maar: es gibt keine Maikäfer mehr. En zo was het.

Op de camping zoemen en gonzen ze vijftig jaar later vrolijk rond. Het is een klein wonder, op mijn negenenzestigste de kevers van mijn vader alsnog in het echt te zien. Op mijn twaalfde had ik dat niet kunnen dromen. Evenmin als ik had kunnen voorzien dat ik in een stadspark dagelijks naar een nest ooievaars zit te kijken. Twee jongen zijn er. Ze worden al groot. Misschien krijgen ze wel meikevers te eten.