Pagina's

vrijdag 8 november 2024

SAMHAIN

Goedbeschouwd was het de schuld van een kringloopwinkel in Ommen.
In het vakantiehuis was geen glas om mijn bockbier uit te drinken. Alleen zo’n ruime, diep ingesnoerde Duvel-kelk waar ik niet van houd. In De Tweede Ronde kocht ik naast een paar andere dingen een stevig, niet te groot glas met het logo van Kasteelbier.
Ik wou het eerst na gebruik in de bungalow achterlaten maar nam het toch maar mee naar huis - zo'n glas ontbrak nog in onze verzameling.
De dag van Allerzielen deed ik boodschappen. Ik wilde bockbier kopen voor in het schemeruur. Mijn blik kleefde een ogenblik aan het Kasteelbier onder in het schap. Ik had dat glas uit Ommen, nu kon het passend gevuld worden. Ik koos (nog half denkend aan het geplande bockbier) niet voor de lichtkleurige tripel maar voor het ouderwetse donkere en suikerige spul van 11 procent. Een van de eerste speciaalbieren die in ons land te krijgen waren. Een kopstoot uit Ingelmunster. 

In de namiddag zette ik me achter de pc om te schrijven. Kaarsje aan, brandstof ernaast. Bij mijn eerste slok besefte ik dat ik die dag na het ontbijt niets meer gegeten had. Ik was te veel verdiept geweest in een compositie voor mijn koor om honger te voelen. Och - straks misschien een toastje of zo, voor nu was het zware bier met zijn suikers en koolhydraten eten en drinken tegelijk. Ik werkte gestaag door en na een uurtje was de tekst in eerste versie af, en het bier op. Ik ging over op witte wijn, vergat die toastjes, en begon mijn woorden te polijsten.
Mijn dochters waaiden binnen. Die hadden een Halloween-feestje en gingen zich bij ons thuis schminken en verkleden. Mijn oudste bood aan voor ons allemaal te koken. Ik nam het in dankbaarheid aan: gezellig, en het gaf me de tijd om op mijn gemak mijn tekst af te maken. Even later stond ik in de keuken waar ze in dampende pannen roerden en een biertje dronken, schonk mijn roemer nog eens goed vol en declameerde een gedicht van Robert Frost, eerst in het Engels, toen in mijn vertaalde versie. In mijn enthousiasme stuiterde mijn tong hier en daar. Ik maakte er een innerlijke notitie van maar op het moment deed ik daar niks mee. De onverwachte gezelligheid had mijn aandacht naar buiten gelokt en van een kluizenaar was ik een fuifnummer geworden.

Ik werd vrij laat wakker. Wat ik om me heen zag was vertrouwd en met het heden was niet zoveel mis. Maar ik miste het residu van de vorige dag. Geen scherpe herinnering, je had me van alles kunnen wijsmaken over het verloop van de avond. Toen dat na een paar koppen koffie zo bleef moest ik schoorvoetend erkennen dat mijn geheugen me in de steek had gelaten. Ik wist dat ik zonder er veel van te snappen naar Flikken Maastricht had getuurd. Met de andere helft van mijn oog had ik de meiden gevolgd die in de eetkamer bezig waren zich in besnorde mannen met vampiergebitten te transformeren. Genoeglijk monkelend had ik vanuit mijn stoel wat commentaar geleverd en wat vragen gesteld waarvan ik het bijbehorende antwoord niet onthield.
Ik had op een pakketje zitten wachten. De frets van mijn luit moeten nodig vervangen worden. Ik had tweeënhalve meter darmsnaren besteld, 0.80 mm. Plotseling schoot me te binnen dat ik het pakketje in het bijzijn van mijn dochters had geopend en fronsend had gezegd: ‘Dat kan toch nooit tweeënhalve meter zijn?’ Zij hadden gedacht van wel.
Maar hoe ik nu ook zocht, van de snaren was geen spoor, noch bij mijn stoel, noch bij mijn luitmuziek, nog ergens anders in het zicht. Ik moest het gedroomd hebben. Zo vaag mijn beeld van de vorige avond was, zo levensecht was dit stukje droom. Dat voelde vervelend. Droom en werkelijkheid horen niet door elkaar te lopen.
Ik checkte mijn mail en trof een bericht van DHL. Het pakketje was bij de buren bezorgd omdat ik om halfzeven niet thuis was geweest. Dat laatste was aantoonbaar onjuist maar ik was blij dat er althans duidelijkheid was over die snaren. Die lagen bij de buren. Ik had inderdaad gedroomd.
Ik ging naar buiten en belde in het volste vertrouwen aan bij mijn onderburen.
Nee, er was niets bezorgd. Gek, een andere buurvrouw had ook al tevergeefs naar een bij hen gestalde zending gevraagd. ‘Geheimzinnig,’ zei ik, teleurgesteld.
Op weg naar het park probeerde ik er chocola van te maken. Een malafide bezorger, die om wat voor reden dan ook pakketjes meldde als ‘bezorgd’ die dat niet waren. Op een bankje ging ik naar de site van DHL. Even later had ik mijn eerste conversatie met een chatbot. Waarmee kan ik je helpen? Dus als ik het goed begrijp is je pakje niet bezorgd? De chatbot, Tracy heette ze, beloofde een onderzoek te zullen starten. Binnen drie tot vijf werkdagen zou ik er meer van horen.

’s Middags was ik weer ondergedompeld in mijn koorlied op tekst van J.C. Bloem toen mijn jongste dochter thuiskwam uit haar werk. Ik vertelde haar over mijn kennismaking met AI. Zij hielp mij uit de droom. ‘Maar pap, je was toch niet echt dronken. Weet je niet meer, Roos heeft dat pakje bij de buren opgehaald. Ze dacht dat het onze valse baarden waren. Je hebt dat inderdaad gezegd over die snaren.’
‘Godzijdank, ik dacht al dat ik gek werd. Maar… waar zijn ze dan?’
Met z’n tweeën keerden we energiek alles om. Zo groot is mijn huis toch niet. Maar een mapje darmsnaren was nergens te vinden.
Het moest Samhain zijn, besloten we. Met Keltisch Nieuwjaar gaat de deur tussen de mensenwereld en de wereld van de geesten van het slot. Alles loopt in spookachtige chaos door elkaar heen.  De losgebroken Fairies hebben er een handje van om voorwerpen kwijt te maken, dat wist ik al van Marten Toonder. Ongetwijfeld zouden de snaren wel ergens opduiken als de poort naar het geestenrijk weer veilig dicht was.

Bij het heldere licht van de volgende dag zat die verklaring me toch niet lekker. Waar was de Sherlock in mij gebleven? Elimineren, deductie en reconstructie!
Kabouters en elfjes kon ik wegstrepen. Echt weg kon het Bunddarm niet zijn. Ergo: het bevond zich op een niet voor de hand liggende plek die ik in blinde zoekdrift over het hoofd had gezien. Reconstruerend: wat zou ik ermee hebben gedaan? Het was geen echt pakketje had ik inmiddels begrepen, maar een grote gewatteerde envelop. Wat deed ik meestal met nog bruikbare enveloppen? Die borg ik weg bij een stapel verpakkingsmateriaal, voor later hergebruik.
Opgewonden liep ik naar mijn cockpit. Vond naast mijn bureau een bovenmaatse bruine envelop met een stempel van Deutsche Post, iets te slordig opengescheurd.
Nog half ongelovig maar immens opgelucht haalde ik er het mapje uit. 


vrijdag 1 november 2024

NOVEMBER

 

De nederige dagen van november zijn weer gekomen, grijze als een emmer.
Ik citeer dat altijd verkeerd, als: De lege dagen van November zijn gekomen, grijze als een emmer. Met alle respect voor Gerrit Achterberg vind ik het zo mooier.
Zo leeg of nederig als in Achterbergs gedicht zijn die dagen gelukkig nog niet meteen.
Het is wel druilerig en mistig buiten - Bommellezers denken bij dit weer meteen aan De Toornviolen. In dat verhaal druilt de natuur mistroostig, oktober lijkt al ver weg, oktober was bijna zomer. 
In het park zit ik langer op mijn bankje dan normaal. Ik masseer mijn pijnlijke vingers, wijs en ring, aan de linkerhand. Toch geen gitaar- of luitblessure, toch artrose, ouderdom? 
Het is nog geen Allerzielen maar ik denk aan de dierbaren die het laatste jaar gestorven zijn. Dat mag trouwens ook nú, want in zuidelijke landen worden de doden reeds op Allerheiligen herdacht. Ik heb daar al eens over geschreven, rond deze tijd.
Ik denk aan Joch, aan Boris, aan die lieve Ruud, toch ook een beetje aan Ria, hoewel er weinig liefde tussen ons was, maar ze was oud en dement en de tijd was op dreef als heelmeester. En verder teruggaand aan die andere Ruud, een aneurysma en weg was hij. Aan Marcel, aan Ome Sjaak, aan Kees. Aan Ger natuurlijk, Ger. Tot aan 2016 ga ik met mijn gedachten, naar mijn vader die op 26 oktober van dat jaar stierf. Dat jaar was een waterscheiding. De belangrijkste dag in het leven van een man is de dag waarop zijn vader sterft, heeft Simenon schijnbaar gezegd. Geerten mailde het me, in zijn condoleancebriefje.
2016 was ook het jaar waarop mijn kleindochter werd geboren. Symbolischer kan het niet.
De schemering valt. Ik steek een kaars aan, gewoon voor de gezelligheid.
Maar zeker ook voor allen die me voorgingen op de weg die wij allen moeten gaan.


Mijn gast in november

Als mijn Verdriet bij mij logeert
 Zegt zij dat natte duisternis
Is wat haar hart het meest begeert;
Ze houdt van bos dat blad ontbeert;
 Ze voelt de kou niet als gemis.

Ik volg, voor haar plezier alleen,
 Zij praat maar en ik luister graag:
Ze juicht dat vogelzang verdween,
Dat glinsterende mist verscheen
 Als parels op haar grijze kraag.

De bomen, zo armzalig kaal,
 Het land zo vaal, de lucht zo stom,
Voor haar een dierbaar oud verhaal,
Zij denkt dat ik daar niet om maal,
 En kwelt me met de vraag: Waarom?

Ik leerde echt niet voor het eerst
 De schoonheid kennen van de tijd
Waarin die grauwe leegte heerst,
Maar heb mijn radde tong beheerst,
 Omdat de herfst door haar gedijt.

My November Guest, Robert Frost
Vertaling JPvS